D-4 Compaq Smart Array 5300 Controller - Gebruikershandleiding
Een array kan meer dan één logische schijfeenheid bevatten (afbeelding D-4)
en elke logische schijfeenheid kan een andere grootte hebben. Alle logische
schijfeenheden op een bepaalde array moeten echter exact dezelfde vaste
schijven gebruiken. En hoewel een logische schijfeenheid zich kan uitstrekken
over meer dan één poort op dezelfde controller, kan deze niet meer dan één
controller omvatten.
A1
L1
L2
Afbeelding D-4. Twee arrays (A1, A2) met vijf logische schijfeenheden,
verspreid over vijf fysieke schijfeenheden
Hoewel schijffouten zelden voorkomen, zijn deze in potentie catastrofaal. In
afbeelding D-4 leidt bijvoorbeeld het uitvallen van elk vaste schijven tot het
uitvallen van alle logische schijfeenheden in dezelfde array, en daarmee tot het
verlies van gegevens.
Als bescherming tegen gegevensverlies als gevolg van uitval van de vaste
schijf, kunnen logische schijfeenheden worden geconfigureerd met
fouttolerantie. Er bestaan verscheiden fouttolerantiemethoden; de Smart
Array 5300 Controller ondersteunt de volgende (deze worden in het volgende
gedeelte beschreven):
I
RAID ADG – Advanced Data Guarding.
I
RAID 5 - Distributed Data Guarding (Gedistribueerde
gegevenscontrole)
I
RAID 1 en RAID 0+1 (wordt ook RAID 10 genoemd) – Drive
Mirroring.
I
RAID 0 – Alleen gegevensstriping (geen fouttolerantie)
A2
L3
L4
L5