Vaste schijven installeren en vervangen
De Smart Array 5300 Controller heeft twee of vier onafhankelijke SCSI-
kanalen; de versie met twee kanalen kan met behulp van een dochterkaart naar
vier kanalen worden uitgebreid (zie hoofdstuk 1). Elk kanaal ondersteunt
maximaal 14 schijfeenheden. Dit kunnen Wide-Ultra3 SCSI, Wide-Ultra2
SCSI en Wide-Ultra SCSI-3 schijfeenheden zijn in servers en opslagsystemen
die hot-pluggable schijfeenheden ondersteunen.
I
Voor maximale I/O-prestaties moeten Wide-Ultra eenheden niet worden
aangesloten op dezelfde bus als Wide-Ultra3 en Wide-Ultra2 eenheden.
Wide-Ultra eenheden maken gebruik van SE-signalen, terwijl Wide-
Ultra3 en Wide-Ultra2 eenheden LVD-signalen gebruiken. Deze twee
typen signalen zijn incompatibel.
I
Schijven mogen niet met een terminator worden afgesloten. Compaq
servers en interne kabels zijn voorzien van de benodigde terminator voor
de SCSI-bus.
I
Schijfeenheden die in dezelfde array worden gegroepeerd, moeten
dezelfde capaciteit hebben. De extra capaciteit van grotere schijfe-
enheden kan niet worden gebruikt door de array en wordt verspild.
I
Elke schijf op een SCSI-bus moet een unieke SCSI-ID hebben met een
waarde tussen 0 en 15 (behalve ID 7, die is gereserveerd voor de
controller). Deze waarde wordt automatisch ingesteld bij hot-pluggable
schijven in ProLiant™ servers en Storage Systems, maar voor andere
schijven moet de waarde handmatig worden ingesteld.
E
Appendix