5. Schroef de provisorisch vastgemaakte beugel van
de geleidestang los, plaats deze boven op de gelei-
destangen, en bevestig deze uiteindelijk stevig aan
de wand van de put.
De geleidestangen dienen absoluut
geen axiale speling te vertonen, aange-
N.B.
zien dit veel lawaai veroorzaakt als de
pomp in bedrijf is.
6. Eventueel puin dient uit de put te worden verwij-
derd voordat u de pomp erin plaatst.
7. Monteer de geleideklauw aan de persopening van
de pomp. Schuif daarna de geleideklauw omlaag
langs de geleidestangen, en laat de pomp in de put
zakken door middel van een geborgde ketting die
aan de ophangbeugel van de pomp is vastge-
maakt. Wanneer de pomp het voetstuk met voet-
bochtkoppeling bereikt, dan koppelt de pomp zich
vanzelf.
8. Hang het uiteinde van de ketting op aan een dege-
lijke haak aan de bovenkant van de put en zorg
ervoor dat de ketting niet in contact kan komen met
het pomphuis.
9. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze op
te rollen op een trekontlaster zodat de kabel niet
wordt beschadigd tijdens bedrijf. Maak de trekont-
laster vast aan een geschikte haak bovenin de put.
Zorg ervoor dat de kabels niet geknikt of afgekneld
worden.
10. Sluit de motorkabel en de signaalkabel aan, indien
aanwezig.
Snelkoppelsysteem met haak, zie afb. C,
pagina 534.
Ga als volgt te werk:
1. Monteer de bevestigingsbalk in de put.
2. Monteer hierop het vaste deel van de koppeling
incl. terugslagklep en persaansluiting. Bevestig de
persbocht aan de pomp en monteer hierin één op
maat gemaakte lengtebuis. Monteer hieraan de
koppelingsbocht.
3. Bevestig aan het hijsoog van de koppelingsbocht
een harpsluiting met ketting.
4. Eventueel puin dient uit de put te worden verwij-
derd voordat u de pomp hierin laat zakken.
5. Laat de pomp in de put zakken door middel van de
geborgde ketting die aan de ophangbeugel van de
pomp is vastgemaakt.
6. Hang het uiteinde van de ketting op aan een dege-
lijke haak aan de bovenkant van de put en zorg
ervoor dat de ketting niet in contact kan komen met
het pomphuis.
7. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze op
te rollen op een trekontlaster zodat de kabel niet
wordt beschadigd tijdens bedrijf. Maak de trekont-
laster vast aan een geschikte haak bovenin de put.
Zorg ervoor dat de kabels niet geknikt of afgekneld
worden.
8. Sluit de motorkabel en de signaalkabel aan, indien
aanwezig.
164
8.2 Vrijstaande ondergedompelde
opstelling
Pompen voor vrijstaande ondergedompelde opstel-
ling kunnen vrij op de bodem van de put of vergelijk-
bare plaats staan. Zie afb. D, pagina 535, en afb. E,
pagina 536.
Om de pomp gemakkelijk te kunnen servicen dient
een flexibele verbinding of koppeling aan de perslei-
ding te worden gemonteerd om deze makkelijk te
kunnen afkoppelen.
Als een slang gebruikt wordt, zorg dan dat de
slang niet geknikt ligt en dat de inwendige diameter
overeenkomt met die van de persopening.
Als een harde (kunststof) leiding wordt gebruikt,
dan moet het koppelstuk, de terugslagklep en de
afsluiter in deze volgorde worden gemonteerd,
gezien vanaf de pomp.
Als de pomp in de modder of op een niet-egale
ondergrond wordt opgesteld, dan wordt aanbevolen
om de pomp te ondersteunen met stenen of soortge-
lijk materiaal.
Ga als volgt te werk:
1. Bevestig een 90 ° bocht aan de persopening van
de pomp, en monteer hierop de persleiding of -
slang.
2. Laat de pomp in de vloeistof zakken met een ket-
ting die vastgemaakt is aan de ophangbeugel van
de pomp. Aanbevolen wordt om de pomp op een
vlakke en stevige fundatie te plaatsen. Zorg dat de
pomp aan de ketting hangt en niet aan de kabel.
3. Hang het uiteinde van de ketting op aan een dege-
lijke haak aan de bovenkant van de put en zorg
ervoor dat de ketting niet in contact kan komen met
het pomphuis.
4. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze op
te rollen op een trekontlaster zodat de kabel niet
wordt beschadigd tijdens bedrijf. Bevestig de trek-
ontlaster aan een geschikte haak. Zorg ervoor dat
de kabels niet geknikt of afgekneld worden.
5. Sluit de motorkabel en de signaalkabel aan, indien
aanwezig.
Als meerdere pompen in dezelfde put
worden opgesteld, dan moeten ze op
N.B.
hetzelfde niveau worden opgesteld
voor optimale pompwisseling.