13. Opsporen van storingen
Waarschuwing
Voordat een poging wordt gedaan om een storing te analyseren, dienen de zekeringen te wor-
den verwijderd of dient de voedingsspanning te worden uitgeschakeld. Zorg ervoor dat de
voedingsspanning niet per ongeluk kan worden ingeschakeld.
Er mogen geen onderdelen meer draaien.
Waarschuwing
Alle voorschriften die van toepassing zijn op pompen die zijn opgesteld in explosiegevaar-
lijke omgevingen moeten worden nageleefd.
Gewaarborgd moet worden dat er geen werkzaamheden worden uitgevoerd in mogelijk
explosiegevaarlijke omgevingen.
Storing
1. De pomp werkt niet.
2. De pomp draait, maar de
motor schakelt na korte
tijd uit.
3. De pomp werkt met te
lage capaciteit en ener-
gieverbruik.
4. De pomp werkt, maar er
komt geen vloeistof.
Oorzaak
a) De droogloopsensoren zijn niet in
vloeistof ondergedompeld.
b) Alleen voor driefasenpompen:
De pomp is met een verkeerde
fasevolgorde op de voedings-
spanning aangesloten.
c) De zekeringen in de elektrische
installatie zijn doorgebrand.
d) Storing in de voeding; kortsluiting;
storing in de kabel of motorwikke-
ling.
e) Storing in de motorelektronica.
f) Neerslag op niveau- of droogloop-
sensoren.
a) Waaier geblokkeerd door vuil.
Verhoogd stroomverbruik op alle
drie fasen.
b) Verhoogd stroomverbruik door
grote spanningsdip.
c) Vloeistoftemperatuur te hoog.
d) Viscositeit van de vloeistof te
hoog.
a) Persleiding gedeeltelijk geblok-
keerd door vuil.
b) Kleppen in de persleiding zijn
gedeeltelijk gesloten of geblok-
keerd.
a) Persklep gesloten of geblokkeerd. Controleer de persklep, en open en/of
b) Terugslagklep geblokkeerd.
c) Lucht in de pomp.
Oplossing
Na inschakeling: Laat het vloeistof-
niveau stijgen tot de droogloopsenso-
ren in de vloeistof zijn ondergedom-
peld.
Verwissel L1 en L2.
Vervang de doorgebrande zekerin-
gen. Als ook de nieuwe zekeringen
doorbranden, dient de elektrische
installatie en de ondergedompelde
kabel te worden nagekeken.
Laat de kabel en motor controleren
en repareren door een gekwalifi-
ceerd elektriciën.
Laat de motor controleren en repare-
ren door een servicemonteur van
Grundfos.
Reinig de sensor(en).
Reinig de waaier.
Controleer of de voedingsspanning
binnen het opgegeven bereik ligt.
Verlaag de vloeistoftemperatuur.
Verdun de vloeistof.
Reinig de persopening.
Controleer en reinig of vervang de
kleppen, indien nodig.
reinig deze zo mogelijk.
Reinig de terugslagklep.
Ontlucht de pomp.
175