Auto-instellingen
● Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid:
Verandert het niveau van het
luchtdebiet van de klimaatrege‐
ling in het interieur in automati‐
sche modus.
Klimaatregelingsmodus: Regelt
de toestand van de koelcompres‐
sor wanneer de auto wordt
gestart. Laatste instelling
(aanbevolen) of bij het starten
van de auto is altijd AAN of altijd
UIT.
Instrumenten en bedieningsorganen
Autom. achterruitverwarming:
Activeert de achterruitverwar‐
ming automatisch.
● Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal: Wijzigt
het volume van geluidssignalen.
Pers. inst. voor bestuurder: Acti‐
veert of deactiveert persoonlijke
instellingen.
● Parkeerhulp / Botsdetectie
Parkeerhulp: Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonsensoren. Acti‐
vering kan worden geselecteerd
met of zonder de aanhangerkop‐
peling bevestigd.
Dodehoekwaarschuwing: Wijzigt
de instellingen van het blinde‐
hoeksysteem.
● Buitenverlichting
Duur tijdens uitstappen: Activeert
of deactiveert de uitstapverlich‐
ting en wijzigt de duur ervan.
Buitenverlichting bij ontgr.: Acti‐
veert of deactiveert de welkomst‐
verlichting.
● Portiervergrendeling
Automatische portiervergr.: Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelingsfunc‐
tie na uitschakeling van het
contact. Activeert of deactiveert
de automatische portiervergren‐
delingsfunctie nadat de auto is
weggereden.
Geen vergr. bij portier open: Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelingsfunc‐
tie wanneer een portier open‐
staat.
Vertr. portiervergrendeling: Acti‐
veert of deactiveert de
vertraagde portiervergrende‐
lingsfunctie.
107