9.
Naaitest
Na afronding van de plaatsingswerkzaamheden moet een naaitest
worden uitgevoerd.
–
Netstekker in contactdoos steken.
Voorzichtig Gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar in de stand '0' zetten.
Boven- en onderdraad alleen bij uitgeschakelde naaimachine
insteken.
–
Spoeldraad insteken (zie gebruikshandleiding, paragraaf 6.5).
–
Hoofdschakelaar in de stand '1' zetten.
–
Persvoet lichten en blokkering in deze stand (zie
gebruikshandleiding, paragraaf 6.10).
–
Spoel op lage snelheid opwikkelen.
–
Hoofdschakelaar in de stand '0' zetten.
–
Boven- en onderdraad insteken (zie gebruikshandleiding,
paragraaf 6.1 en 6.6).
–
Te verwerken werkstuk kiezen.
–
Naaitest eerst op lage en vervolgens op steeds hoger wordende
snelheid uitvoeren.
–
Controleren of de naden conform de eisen zijn
.
Wanneer dit niet het geval is, draadspanning wijzigen (zie
gebruikshandleiding, paragraaf 6.2, 6.4 en 6.7).
Indien vereist, ook de in de servicehandleiding vermelde
instellingen controleren en, indien nodig, corrigeren.
39