★ Indien DIP 1 schakelaar 5 ingesteld wordt op "AAN", kunnen
de volgende parameters ingesteld worden door middel van
DIP 1 schakelaars 1, 2, 3 en 6:
Instelling van de aan/uit-band
Heel smal
0,5 bar (0-10 bar drukopnemer)
0,7 bar (0-16 bar drukopnemer)
Smal
0,7 bar (0-10 bar drukopnemer)
1,1 bar (0-16 bar drukopnemer)
Normaal
1,0 bar (0-10 bar drukopnemer)
1,6 bar (0-16 bar drukopnemer)
Breed
1,5 bar (0-10 bar drukopnemer)
2,4 bar (0-16 bar drukopnemer)
Instelling systeemtijd,
minimum schakeltijd en
gemiddelde schakeltijd
Snel
Systeemtijd 0,8 sec.
Minimum schakeltijd 2 sec.
Gemiddelde schakeltijd 10 sec.
Normaal
Systeemtijd 2 sec.
Minimum schakeltijd 5 sec.
Gemiddelde schakeltijd 20 sec.
Traag
Systeemtijd 10 sec.
Minimum schakeltijd 10 sec.
Gemiddelde schakeltijd 120 sec.
Zeer traag
Systeemtijd 60 sec.
Minimum schakeltijd 20 sec.
Gemiddelde schakeltijd 300 sec.
6.2.2 Configuratie van PCU-relais
Om de PCU-relais af te stemmen op de werking van de
PCU 2000, kunnen de PCU-relais via de PMU 2000 op de ge-
wenste functies worden ingesteld.
De mogelijke relaisconfiguraties van de PCU staan in het "Over-
zicht van regelparameters".
DIP 1
1
2
3
6
AAN
AAN
AAN
UIT
UIT
UIT
UIT
AAN
DIP 1
1
2
3
6
UIT
AAN
UIT
UIT
AAN
AAN
AAN
UIT
7. Bewakingsfuncties
7.1 Storingen, algemeen
Storingssignaleringen in het systeem worden aangegeven door:
•
Een rood indicatielampje (LED).
•
Het storingssignaalrelais van de PFU 2000.
•
Het storingssignaalrelais van de PMU 2000.
•
Het LCD-display van de PMU 2000.
•
De storingssignaalrelais van de PCU 2000, voorzover deze is
geïnstalleerd en geconfigureerd.
De laatste 10 storingen worden opgeslagen in het RAM-geheu-
gen van de PFU 2000 of de PMU 2000, indien deze is aangeslo-
ten. Er wordt een storingslogboek bijgehouden, waarin het tijdstip
en het aantal malen dat de storing zich voordeed wordt geregis-
treerd, en of de storing werd verholpen. Indien zich meer dan
10 storingen voordoen, worden de actuele storingen en de laatste
niet-actuele storingen in het logboek bijgehouden. Niet-actuele
storingen blijven bewaard, totdat ze worden gereset via de
PMU 2000. Dit geldt alleen voor de eerste 10 storingen.
Zie voor meer informatie hoofdstuk
9. Bedrijfs- en storingssignaleringen.
Handmatig resetten (de PFU 2000 herstarten):
Op de volgende wijzen kan de installatie handmatig worden gere-
set, waarna deze onmiddellijk weer wordt gestart:
•
Druk op de "Reset"-toets van de PFU 2000.
•
Zet de potentiometer van de PFU 2000 op STOP.
•
Reset de storingssignalering(en) die aanleiding was/waren
voor het uitschakelen door op "Enter" te drukken in het sto-
ringsindicatiemenu van de PMU 2000.
•
Reset de storingssignalering via een PCU 2000 door alle re-
set-ingangen parallel te schakelen.
De PFU 2000 kan steeds na 5 sec. opnieuw handmatig worden
gereset.
Automatisch resetten (de PFU 2000 herstarten):
Nadat de actuele storing is verholpen, zal het systeem automa-
tisch proberen opnieuw te starten na de volgende intervallen:
1e keer
na 15 sec.
2e keer
na 5 min.
3e-4e keer
steeds na 30 min.
5e-?e keer
na elke 24 uur totdat de storing is verholpen.
De Hydro 2000 wordt niet automatisch opnieuw gestart, totdat de
storing is verholpen.
Elke storingssignalering verhoogt het aantal herstartpogingen,
met uitzondering van storingen die de werking van het systeem
niet beïnvloeden.
Het aantal opgeslagen herstartpogingen wordt op nul gesteld
door het systeem handmatig te resetten, waarna onmiddellijk op-
nieuw kan worden gestart.
In overige gevallen wordt het opgeslagen aantal herstartpogingen
elke drie uur nadat het alarm is verwijderd met één verminderd.
Na een bepaalde bedrijfstijd zonder storingen kan 15 sec. nadat
de storing werd verholpen de eerste automatische herstartpoging
worden ondernomen.
De volgende paragrafen geven een overzicht van mogelijke sto-
ringssignaleringen.
23