3.1.6 Laagwaterbeveiliging/voordrukbeveiliging
Deze beveiliging schakelt alle pompen uit.
NB: Indien de drukverhogingsinstallatie werd afgeleverd zonder
deze beveiliging, laat dan eerst een dergelijke beveiliging instal-
leren voordat de installatie wordt opgestart. Hierdoor wordt
schade aan de pompen voorkomen.
Indien de functie "brandbedr." is geactiveerd (display 222), wordt
deze beveiliging onderdrukt.
Bedrijf met PFU 2000 RAM-/PMU 2000-instellingen:
De voordrukmeting kan op "aan" of "uit" worden ingesteld (display
216).
Via een analoog signaal:
Stel "voordrukmeting" in op "aan" (display 216) indien een druk-
opnemer aan de zuigzijde van de drukverhogingsinstallatie is
geïnstalleerd. De drukopnemer wordt aangesloten op de analoge
ingang 2 van de PFU 2000. De beveiliging geschiedt volgens de
ingestelde "min. voordruk" (display 231).
Via een digitaal signaal:
Stel "voordrukmeting" in op "uit" (display 216).
Het signaal op analoge ingang 2 van de PFU 2000 wordt verwerkt
als een digitaal signaal voor laagwater- of voordrukbeveiliging
vanuit een drukschakelaar, niveauschakelaar of een elektrode-
relais.
Bedrijf met PFU 2000 EPROM-instellingen:
De voordruk kan worden gemeten via de analoge ingang 2 van de
PFU 2000.
Via een analoog signaal:
Indien het signaal gedurende meer dan 5 sec. lager is dan 5%
van het meetbereik wordt een storingssignalering gegeven.
Via een digitaal signaal:
Indien het schakelcontact gedurende meer dan 5 sec. is geacti-
veerd, wordt een storingssignalering gegeven.
Zie voor meer informatie paragraaf
3.2.13 Configuratie analoge ingang 2 van de PFU 2000.
3.1.7 Aan/uit-modus bij lage volumestroom
Eén van de voordelen van traploos regelbare pompsystemen is
de mogelijkheid een constante werkdruk te handhaven, onafhan-
kelijk van de volumestroom en de voordruk. Om onnodig energie-
verbruik bij een lage volumestroom te voorkomen, is het mogelijk
het systeem met een instelbare drukhysteresis tussen in- en uit-
schakelen (aan/uit-band) te laten functioneren.
Indien slechts één pomp bij een lage volumestroom in werking is
(laag toerental), controleert het systeem of de volumestroom laag
genoeg is (ongeveer eenmaal per minuut) om het systeem over
te schakelen naar de aan/uit-modus.
De schakelfrequentie en de volumestroom waarbij de regelaar
naar de aan/uit-modus en weer terug, naar regeling op basis van
constante druk wisselt, wordt beïnvloed door de volgende regel-
parameters:
•
Aan/uit-band
Indien de instelling van de aan/uit-band wordt verhoogd, wordt
de overschakeling uitgevoerd bij hogere waarden voor de
volumestroom (lagere schakelfrequentie bij dezelfde volume-
stoom). Indien de aan/uit-band op nul is ingesteld, schakelt
het systeem niet over naar de aan/uit-modus.
•
Gemiddelde schakeltijd
Indien deze instelling wordt verlaagd, wordt de overschakeling
bij hogere waarden voor de volumestroom uitgevoerd (hogere
schakelfrequentie toegestaan).
•
Capaciteit membraanvat
Met een grotere vatinhoud wordt de wisseling uitgevoerd bij
hogere waarden voor de volumestroom (lagere schakelfre-
quentie bij dezelfde volumestroom).
NB: Met schakelfrequentie wordt bedoeld het schakelen tus-
sen laag en hoog toerental.
10
Afb. 11
Druk in aan/uit-modus
H
2.
3.
1.
4.
5.
1. Werkelijke gewenste waarde.
2. Druk: werkelijke gewenste waarde + aan/uit-band.
3. Bedrijf bij normale volumestroom.
4. Test 3% drukverhoging (er wordt een hoge volumestroom ge-
registreerd).
5. Test 3% drukverhoging (er wordt een lage volumestroom ge-
registreerd), verhoogde test-drukverhoging en overschakeling
naar de aan/uit-modus.
6. Korte periode van drukverhoging.
7. Lange periode met toerental nul.
8. Verdere afname van de volumestroom veroorzaakt een lagere
schakelfrequentie in de aan/uit-modus.
9. Toegenomen volumestroom; regelaar schakelt terug naar re-
geling met constante druk.
Zie voor meer informatie paragrafen
3.2.6 Aan/uit-band,
3.2.10 Gemiddelde schakeltijd en
3.2.17 Minimum waarde voor pomptoerental.
7.
8.
9.
6.
Time
Tijd