10 - REINIGING EN ONDERHOUD
10.1 Algemene waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen
Alle handelingen die in dit hoofdstuk
worden
vermeld,
gekwalificeerd
personeel
uitgevoerd,
voorzien
individuele beschermingsmiddelen om de
handelingen uit te voeren. Voor meer
informatie de paragraaf 4.8 en 7.10
raadplegen.
De werkzaamheden voor schoonmaak en onderhoud moeten aan gespecialiseerd personeel
worden toevertrouwd, dat de machine kent (mecanicien onderhoud en elektricien onderhoud,
elk voor zijn eigen competenties).
Voor de onderhoudswerkzaamheden is het verplicht:
•
de plaats waar de machine is geïnstalleerd schoon en droog te houden. steeds eventuele
olievlekken verwijderen.
•
de procedure te volgen, beschreven in paragraaf 10.2, om de machine in onderhoudsstaat
te zetten.
•
te controleren of de machine van de voedingslijn is afgesloten alvorens op de elektrische
onderdelen in te grijpen.
•
enkel originele vervangingsonderdelen te gebruiken.
•
nadat de werkzaamheden zijn voltooid, de machine weer in de aanvankelijke staat zetten,
door de eventueel verwijderde afschermingen opnieuw te monteren en de schakelkast met
de sleutel te sluiten. De sleutel van de schakelkast moet door de onderhouder elektrisch op
een veilige plaats bewaard worden zodat niet geautoriseerde toegang wordt vermeden.
Het is verboden:
•
de machine repareren als ze in beweging is of onder spanning staat.
•
lucifers, toortsen of vrije vlammen als verlichting te gebruiken.
•
niet geautoriseerde personen in de buurt van de machine te laten komen.
10.2 Procedure om de onderhoudsstatus in te stellen
Alvorens ongeacht welk onderhoud of welke
controle uit te voeren dient men de machine te laten
werken tot de producten erin volledig afgevoerd zijn.
Grijp vervolgens in op de scheidingsschakelaar van
de pneumatische module om alle lucht in de
installatie af te voeren, schakel de machine
vervolgens uit en trek de stekker uit het stopcontact.
Tijdens alle controlewerkzaamheden is het verplicht
om de hoofdschakelaar met een hangslot te
blokkeren (zie voorbeeld in afbeelding 10.2.1).
moeten
door
worden
van
geschikte
Fig. 10.2.1
91