Configuratie en initialisatie
2.4 Configuratie en initialisatie
De klepstandsteller is door de leverancier al voorzien van een basisconfiguratie met stan-
daard waarde (koude start waarden). Deze basisconfiguratie of een eventueel al aanwezige
andere configuratie kan door invoer van een nieuwe data-set worden overschreven.
Opmerking!
Op de binnenzijde van het wegklapbare deksel bevindt zicht een schuifschakelaar voor
write-protect.
Bij de stand 1 is de write-protect actief voor de instellingen van de klepstandsteller en kun-
nen door het HART-protocol niet worden overschreven.
Wanneer instelgegevens via de communicatie met de handterminal moeten worden over-
schreven, dan moet de schuifschakelaar op de stand 0 worden ingesteld.
In principe moet eerst in de klepstandsteller onder het menu Information > Gerätein-
formation de gegevens voor de instrument-identificatie (tagnummer) en de beschrijving
(installatiemarkering), plus de actuele datum worden ingevoerd
Het indentificatienummer van de leverancier voor aandrijving en ventiel plus de invoer van
het type (slag- of draaiaandrijving) en de aanbouw (geïntegreerd of conform NAMUR) vol-
gen dan in het menu Information > Geräteausführung
Aansluitend moeten in de menu's Konfigurierung, Kennlinie en Parametrierung
de gewenste functiegegevens worden ingevoerd.
Wanneer de klepstandsteller moet worden gebruikt voor split-range bedrijf, dan moet onder
Information > HART Parameter het oproepadres worden gewijzigd van 0 (voorin-
stelling) naar 1 voor het eerste of 2 voor het tweede regelventiel.
Afsluitend moet onder het menu Initialisierung de initialisatieprocedure voor de klep-
standsteller worden gestart.
6
EB 8380-3