MOTOROLIE
Controle Motoroliepeil
Controleer iedere dag voordat u op de
motor stapt, het motoroliepeil.
Het oliepeil moet tussen de bovenste (1)
en onderste (2) kerf op het oliepeilstaafje
(3) liggen.
1. Start de motor en laat hem gedurende
een minuut vrij lopen. Let op of het rode
oiliepeillampje uitgaat. Blijft dit branden
stop de motor dan onmiddellijk.
2. Stop de motor en plaats de motor op
de middenstandaard, op een gelijke
bodem.
3. Verwijder na een minuut het olievuldop/
peilstaafje, veeg het schoon en steek het
er weer in zonder aan te draaien. Neem
het staafje er opnieuw uit. Het oliepeil
moet tussen de bovenste en onderste kerf
op het staafje liggen.
4. U kunt eventueel tot aan de bovenste kerf
bijvullen met de op (blz.79) gespecificeerde
olie. Vul echter nooit te veel bij.
30
5. Zet de olievuldop/peilstaafje er weer
op. Controleer op lekken.
VOORZICHTIG
Het laten lopen van de motor met
onvoldoende olie kan ernstige schade aan
de motor veroorzaken.
(1) Hoogste stand
(2) Laagste stand
(3) Olievuldop/peilstaafje