Controleer de bandenspanning altijd met
"koude" banden: de motor dient minstens
drie uur stil te hebben gestaan. Als u de
bandenspanning controleert met "warme"
banden,
nadat
gereden heeft, zijn de waarden hoger dan
bij "koude" banden. Dit is normaal en u
hoeft geen lucht uit de banden te laten
lopen om deze aan de aanbevolen
bandenspanning voor "koude" banden
aan te passen. De banden zullen anders
niet op de juiste spanning zijn.
De aanbevolen bandenspanning voor
"koude" banden zijn:
Voorband
250 kPa
(2.50 kgf/cm
Achterband
290 kPa
(2.90 kgf/cm
u
enkele
kilometers
2
)
2
)
Controle
Bij het controleren van de bandenspanning
dient u er ook op te letten of het
loopvlakprofiel van de banden en de
flanken geen slijtage vertoont, beschadigd
is of vreemde voorwerpen binnengedrongen
zijn.
Controleer de band op:
• Vervormingen of bobbels aan de zijkant
van de band of het loopvlak. Vervang de
band als deze vervormd is of bobbels
vertoont.
• Sneden, scheuren of barsten in de band.
Vervang de band als u canvas of de
hieldraad ziet.
• Te hoge slijtage van het loopvlak.
Ook dient u als u door een kuil of over een
hard voorwerp rijdt, zo snel mogelijk de
motorfiets aan de kant van de weg stil te
zetten en de banden nauwgezet op
eventuele beschadigingen te controleren.
33