Inhoudsopgave
Advertenties
Algemene richtlijnen bij werkzaamheden
met de machine
- De maai-installatie is geschikt voor glooiingen naar
boven van 22° en naar beneden van 30°.
Let op!
Gevaar voor rondslingerende delen. Houd
veilige afstand bij een draaiende motor.
Maaien
1. Hefarm van de hefinstallatie horizontaal
instellen (15)
15
TD 79/98/01
2. Door de topstangspilboom (16) te verdraaien
wordt de snijhoogte ingesteld.
- max. 5° hoek van de maaischijven
1600-NL EINSATZ_3904
3. Hoogtepositie (H1) van de hefinrichting
instellen
Deze positie (H1) van de hefinrichting hoeft bij het
maaien en bij het keren niet te worden gewijzigd.
Met de hefinrichting van de trekker de machine heffen
of laten zakken tot ongeveer de afstand (H1 = 0) is
bereikt.
Oplegdruk van de maaibalk instellen
H1 = 0 Basispositie
H1 + oplegdruk verlagen
H1 - oplegdruk verhogen
4. Om te maaien wordt de aftakas buiten het
te maaien gewas ingeschakeld en wordt de
bsb 447 410
machine langzaam op toeren gebracht.
Door het aandrijftoerental gelijkmatig te verhogen worden
systeembepaalde bijgeluiden in de vrijloopkoppeling
vermeden.
- De rijsnelheid moet worden aangepast aan de
terreinomstandigheden en het maaigoed.
5. Hydraulisch stuurventiel (St)
16
* Enkel hydraulisch regelventiel (ST) op 'ZAKKEN'
122-02-17
* Dubbel hydraulisch regelventiel (ST) op 'Zweefstand'
- 12 -
GEBRUIK
NL
Veiligheids-
aanwijzin-
gen:
* De maaier nooit in
geheven toestand
laten draaien.
- De machine hele-
maal laten zakken
voordat de trekker
wordt verlaten!
Let op!
Niet in de buurt van
de cirkelharken
komen zolang
de aandrijfmotor
draait.
Advertenties
Inhoudsopgave
