Onderhoud van de bougie
Controleer de bougies om de 100 bedrijfsuren. Controleer of
de elektrodenafstand correct is voordat u de bougie monteert.
Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de
bougies en een voelermaat voor het meten en afstellen van
de elektrodenafstand. Monteer nieuwe bougies indien dit
nodig is.
Type: Champion RCJ8Y (of equivalent type)
Elektrodenafstand: 1,0 mm
Bougies verwijderen
1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de
neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Maak de kabels los van de bougies (Fig. 41). Maak de
omgeving van de bougies schoon om te voorkomen dat
er vuil in de motor komt, wat beschadiging kan
veroorzaken.
4. Verwijder de bougies.
1
Figuur 41
1. Bougiekabel gemonteerd
Bougies controleren
1. Bekijk de binnenkant van de bougies (Fig. 42). Als de
isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar
behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal
op een vuil luchtfilter.
Belangrijk
Bougies nooit schoonmaken. Bougies altijd
vervangen bij zwarte laag op de bougie, versleten
elektroden, vettige laag op de bougie of scheuren.
2. Controleer de afstand tussen de centrale elektrode en
de massa-elektrode (Fig. 42). Verbuig de
massa-elektrode (Fig. 42) om de juiste afstand in te
stellen indien dit nodig is.
2
M–4294
2. Bougie
38
2
1
Figuur 42
1. Centrale elektrode met
isolator
2. Massa-elektrode
Bougies monteren
1. Monteer de bougies. Controleer of de
elektrodenafstand correct is.
2. Draai de bougies vast met een torsie van 15 Nm.
3. Druk de kabels op de bougies (Fig. 41).
Onderhoud van het
brandstoffilter
Vervang het brandstoffilter om de 200 bedrijfsuren of
jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden
aangehouden.
Brandstoffilter vervangen
Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan
de brandstofslang monteren.
1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de
neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Laat de motor afkoelen.
4. Sluit de brandstofafsluitklep op het bedieningspaneel.
3
1,0 mm
m–3215
3. Elektrodenafstand (niet op
schaal weergegeven)