Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het
alarmsysteem:
Led
: test, inschakelvertraging
aan
Led
: portieren, achterklep of
knip‐
motorkap niet goed dicht,
pert
eventuele systeemstoring
snel
Status nadat systeem is geactiveerd:
Led knip‐
: systeem is geactiveerd
pert lang‐
zaam
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Uitschakelen
Handzender: Bij ontgrendeling van de
auto door indrukken van c wordt het
diefstalalarmsysteem gedeactiveerd.
Elektronisch sleutelsysteem: Bij
ontgrendeling van de auto met de
knop op een van de buitenkrukken
wordt het diefstalalarmsysteem
gedeactiveerd.
De elektronische sleutel moet zich
binnen een bereik van ongeveer 1 m
van het desbetreffende portier buiten
de auto bevinden.
Het systeem is niet te deactiveren
door ontgrendeling van het bestuur‐
dersportier met de sleutel of met de
centralevergrendelingsknop in het
interieur.
Sleutels, portieren en ruiten
Alarm
Bij het activeren klinkt de alarmclaxon
en gaan de alarmknipperlichten tege‐
lijkertijd knipperen. Het aantal en de
duur van de alarmsignalen zijn voor‐
geschreven door de wetgever.
Het diefstalalarmsysteem is te deac‐
tiveren door c in te drukken, op de
schakelaar op de portierkruk te druk‐
ken (met elektronisch sleutelsys‐
teem) of door het contact in te scha‐
kelen.
Wanneer het alarm is afgegaan
zonder dat de bestuurder het heeft
uitgeschakeld, geven de alarmknip‐
perlichten dat aan. Ze lichten bij
ontgrendeling van de auto met de
handzender driemaal kort achtereen
op. Bovendien verschijnt er na
inschakeling van het contact een
waarschuwingsbericht op het Driver
Information Center.
Boordinformatie 3 124.
Als de accu van de auto moet worden
ontkoppeld (bijv. voor onderhouds‐
werkzaamheden), moet de alarmsi‐
rene als volgt worden gedeactiveerd:
39