28
Sleutels, portieren en ruiten
voorkomen, moet X langer worden
ingedrukt dan bij het vergrendelen of
ontgrendelen.
Werking van handzender 3 25.
Passief vergrendelen
Automatisch vergrendelen 3 29.
Bevestiging
De werking van de centrale vergren‐
deling wordt bevestigd door de alarm‐
knipperlichten. Een voorwaarde is dat
de instelling in de persoonlijke instel‐
lingen 3 125 is geactiveerd.
Centrale vergrendelingsknoppen
Vergrendel of ontgrendel alle portie‐
ren, de bagageruimte en de tankvul‐
klep vanuit het interieur met een
schakelaar op het paneel van het
bestuurdersportier.
Druk op e om te vergrendelen.
Druk op c om te ontgrendelen.
Bediening met de sleutel bij een
storing in de centrale
vergrendeling
Bij een storing, bijvoorbeeld omdat de
accu of de batterij van de handzen‐
der / elektronische sleutel leeg is,
kunt u het bestuurdersportier met de
mechanische sleutel vergrendelen en
ontgrendelen.
De slotcilinder in het bestuurderspor‐
tier zit achter een kap.
Afstandsbediening: u verwijdert de
kap door de sleutel in de uitsparing
onderin de kap te steken en de sleutel
naar boven te kantelen.
Sleutels 3 20.