114
Instrumenten en bedieningsorganen
Storing in de startbeveiliging. De
motor kan niet worden gestart.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 132.
Groot licht
C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht of
bij lichtsignaal 3 135.
Grootlichtassistentie
f brandt groen.
De grootlichtassistentie is geacti‐
veerd 3 133.
Led-koplampen
f brandt of knippert geel.
Brandt
Storing in het systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert
Systeem wordt overgeschakeld op
symmetrisch dimlicht.
Controlelampje f knippert gedurende
ongeveer 4 seconden na het inscha‐
kelen van het contact als herinnering
voor het symmetrische dimlicht
3 136.
Mistlampen voor
> brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 139.
Mistachterlicht
ø brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 139.
Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen
De cruise control is actief. De inge‐
stelde snelheid wordt in het Driver
Information Center aangegeven.
Cruise control 3 181.
Adaptieve cruise control
m brandt wit of groen.
C brandt op het Driver Information
Centre.
m brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
m brandt groen
De adaptieve cruise control is inge‐
schakeld.
Wanneer adaptieve cruise control
aan of actief is, verschijnt C met de
ingestelde snelheid op het Driver
Information Center.
Adaptieve cruise control 3 185.