Starthulp gebruiken
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een ander voertuig.
Niet starten met behulp van een snel‐
lader.
De accu bevindt zich in de bagage‐
ruimte, onder een afdekking. In de
motorruimten zijn aansluitpunten
aangebracht voor het starten met
hulpstartkabels.
9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de
uiterste voorzichtigheid gebrui‐
ken. Elke afwijking van de onder‐
staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat
zwavelzuur, dat bij direct contact
letsel en schade kan veroorzaken.
● De accu nooit aan vonken of
open vuur blootstellen.
● Een ontladen accu kan al bij een
temperatuur van 0 °C bevriezen.
Ontdooi de bevroren accu alvo‐
rens hulpstartkabels aan te slui‐
ten.
● Bij werkzaamheden aan de accu
oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.
● Gebruik een hulpstartaccu met
dezelfde spanning (12 V). De
capaciteit (Ah) mag niet veel
minder zijn dan die van de ontla‐
den accu.
● Hulpstartkabels met geïsoleerde
aansluitklemmen en een diame‐
ter van minstens 16 mm
dieselmotoren 25 mm
ken.
Verzorging van de auto
● De ontladen accu niet van de
auto loskoppelen.
● Alle onnodige stroomverbruikers
uitschakelen.
● Tijdens de hulpstart niet over de
accu leunen.
● De aansluitklemmen van de ene
kabel mogen die van de andere
niet raken.
● Ook de auto's mogen elkaar
tijdens de hulpstart niet raken.
● Parkeerrem inschakelen,
versnellingsbak in neutrale
stand, automatische versnel‐
lingsbak in stand P.
● Open de beschermkappen van
de pluspolen van beide accu's.
(bij
2
) gebrui‐
2
273