162
Rijden en bediening
De motor schakelt automatisch in als
aan bepaalde voorwaarden wordt
voldaan, of wanneer de bestuurder
opnieuw start.
Inschakelen
Het Stop/Start-systeem is beschik‐
baar van zodra de motor is gestart, de
auto is vertrokken en er aan de hier‐
onder opgegeven omstandigheden
voldaan is.
Uitschakelen
Schakel het Stop/Start-systeem
handmatig uit door op D te drukken.
De uitschakeling wordt aangeduid
wanneer de led in de knop oplicht.
Autostop
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak
Afhankelijk van de motor zijn er twee
Autostop-versies beschikbaar. Zie de
motorgegevens voor informatie over
de motoridentificatiecode voor uw
auto 3 289.
Conventionele Autostop
Een Autostop is te activeren bij snel‐
heden onder 5 km/u.
U activeert een conventionele Auto‐
stop als volgt:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de hendel in neutraal.
● Laat het koppelingspedaal los.
Vroege Autostop
Een Autostop is te activeren bij snel‐
heden onder 14 km/u.
Een vroege Autostop wordt geblok‐
keerd bij een hellingspercentage van
meer dan 5%.
U activeert een vroege Autostop als
volgt:
● Trap het rempedaal voldoende
in.
● Het koppelingspedaal intrappen.
De motor wordt afgezet terwijl het
contact ingeschakeld blijft.
De vroege Autostop wordt geblok‐
keerd als de richtingaanwijzers zijn
ingeschakeld, een aanhanger is
aangekoppeld, het stuurwiel voorbij
een bepaald punt is gedraaid of de
helling groter is dan 5%.
Auto's met een automatische versnel‐
lingsbak
Als de auto stilstaat met ingetrapt
rempedaal, wordt Autostop automa‐
tisch geactiveerd.