Beveiligingen
Oververhittingsbeveiliging
Alle inductiespoelen en de
koellichamen van de elektronica zijn
voorzien van een oververhittingsbeveili-
ging. Voordat de inductiespoelen of de
koellichamen oververhit raken, zorgt de
oververhittingsbeveiliging bij de betref-
fende kookzone of de kookplaat voor
een van de volgende reacties:
– Als de boosterfunctie ingeschakeld
is, wordt deze afgebroken.
– Als een vermogensstand tussen 10
en 12 ingesteld is, wordt deze ver-
laagd. De ingestelde en de verlaag-
de vermogensstand verschijnen af-
wisselend in het display. De verlaag-
de vermogensstand is ook te herken-
nen aan het aantal segmenten van
de standenindicator.
– Betreft het een inductiespoel, dan
wordt de betreffende kookzone auto-
matisch uitgeschakeld. In het bijbe-
horende display verschijnt eerst een
0 en vervolgens de restwarmte-
indicator.
Pas als de kookzone voldoende is afge-
koeld, kunt u deze weer in gebruik ne-
men.
– Betreft het een koellichaam, dan wor-
den alle kookzones automatisch uit-
geschakeld. In de displays verschij-
nen afwisselend een 0 en de inge-
stelde vermogensstand.
Zodra de koeleenheid voldoende is af-
gekoeld, gaan de kookzones automa-
tisch weer aan op de oorspronkelijk in-
gestelde vermogensstand.
36
De oververhittingsbeveiliging reageert,
wanneer
– leeg kookgerei verhit wordt.
– vet of olie op een hoge vermogens-
stand verhit wordt.
– de onderkant van het apparaat niet
voldoende geventileerd wordt.
Reageert de oververhittingsbeveiliging
opnieuw nadat de oorzaak is
weggenomen, neem dan contact op
met Miele.