49
50
51
18.10 Centrifugaalpomp reinigen
• Verwijder de achterplaat en de linker
49
zijplaat, zie paragraaf 18.3, 18.4.
• Draai de kruiskopschroeven los en verwijder
de pompafdekking, zie ook paragraaf 9.2.
• Haal de slangen (49) uit de houder (50).
50
• Schuif de centrifugaalpomp (14) uit de
geleidingen omhoog en houd hem zo hoog
mogelijk.
14
• Ontkoppel de pompslangen (49) voorzichtig
78
en zet ze met plakband zo vast dat er geen
vloeistof uit kan lopen.
• Zet merktekens op de slangen en de
bijbehorende pompaansluitingen.
• Haal de klemmen (78) van de pomp.
• Verwijder het pompdeksel (74) en het
binnendeksel (75) aan weerskanten en
maak deze onderdelen van elkaar los.
• Verwijder de O-ring (76).
• Verwijder het vleugelwiel (77), het teflonband
aan de binnenkant en de teflonring.
• Maak alle afneembare onderdelen onder
warm water schoon.
• Plaats de onderdelen in omgekeerde
volgorde terug.
75
Zorg ervoor dat u de onderdelen in
de juiste volgorde monteert.
77
Monteer het inlaat- en het uitlaatstuk
in de juiste positie.
76
74
18.11 Waterklep controleren/
vervangen
73
Waterklep controleren
• Verwijder de achterplaat.
• Steek de netstekker in het stopcontact.
• Steek de teststekker in het apparaat.
• Zet de netschakelaar aan en druk op de
servicetoets (mininmaal 2 sec.).
• Controleer de spanning op de waterklep
(15). Op de klep moet afhankelijk van het
type 230 V c.q. 110 V staan (relais K4
spreekt aan).
• Als de klep onder spanning staat maar toch
niet reageert, vervang de klep (15) dan in
zijn geheel.
15
• Als de klep in orde is, controleer dan de
vlotterschakelaar "water", zie paragraaf 18.12.
• Schakel de servicetoets en de
netschakelaar uit, haal de teststekker uit het
apparaat en de netstekker uit het
stopcontact.
43