Uw wagen heeft een systeem met
twee of drie zones. Wanneer het
systeem in de mono modus staat,
worden alle temperatuurzones
gekoppeld aan de zone aan
bestuurderszijde. Wanneer u de
mono modus uitschakelt, kunt u met
het twee zone systeem verschillende
temperaturen instellen voor de
bestuurder en passagier. Bij wagens
met een systeem met drie zones,
kunt u een derde temperatuur voor
de achterpassagiers instellen.
Het systeem regelt automatisch de
temperatuur, de hoeveelheid en
verdeling van de lucht en past deze
aan afhankelijk van de rij- en
weersomstandigheden. Door op de
AUTO toets te drukken, wordt de
auto modus ingeschakeld.
N.B.: Vermijd het wijzigen van de
instellingen wanneer het in de auto
extreem warm of koud is. Het
systeem wordt automatisch op de
actuele omstandigheden afgestemd.
Voor een correcte werking van het
systeem moeten de midden- en
zijroosters volledig geopend zijn.
N.B.: Als het systeem bij lage
buitenluchttemperaturen in de auto
modus staat, wordt de lucht zolang
de motor koud is naar de voorruit en
de zijruiten geleid.
N.B.: Voor informatie over de
automatische klimaatregeling in
wagens met een gecombineerd
navigatie- en
klimaatregelingssysteem, verwijzen
wij naar de aparte handleiding.
Klimaatregeling
Temperatuur instellen
E70304
U kunt de temperatuur tussen 16 ºC
en 28 ºC met stappen van 0,5 ºC
instellen. In de stand LO (lager dan
16 ºC) schakelt het systeem over op
continu koelen, in de stand HI (hoger
dan 28 °C) op continu verwarmen en
de temperatuur wordt niet constant
gehouden.
Mono modus
In de mono modus zijn de
temperatuurinstellingen voor de
bestuurder en de passagier aan
elkaar gekoppeld. Wanneer u de
temperatuur met de draaiknop aan
de bestuurderszijde verandert, wordt
dezelfde temperatuur voor de
passagierszijde overgenomen. Op
het display verschijnt MONO.
124