Bestuurdersstoel, type II
f
Om gezondheidsschade te voorkomen
dient men voor de ingebruikneming van
de machine de individuele stoelinstellin-
gen te controleren en in te stellen.
f
Na vergrendeling van de afzonderlijke
elementen mogen deze niet meer ver-
schoven kunnen worden.
- Gewichtsinstelling (1): Het gewicht
van de bestuurder dient bij onbelaste
stoel ingesteld te worden door de ge-
wichtsinstelhendel te draaien.
- Gewichtsindicatie (2): Het ingestel-
de bestuurdersgewicht kan op het kijk-
venster worden afgelezen.
- Lengte-instelling (3): De lengte-in-
stelling wordt vrijgegeven door bediening van de vergrendelhendel.
De vergrendelhendel moet worden vastgezet op de gewenste positie.
- Stoelhoogte-instelling (4): De hoogte van de stoel kan individueel worden
aangepast. Voor het instellen van de stoelhoogte de handgreep in de gewenste
richting draaien.
- Instelling van de rugleuning (5): De helling van de rugleuning kan traploos wor-
den ingesteld. Voor het instellen de handgreep in de gewenste richting draaien.
- Helling van de armleuningen (6): De helling van de armleuningen kan worden
veranderd door het handwiel te draaien. Door deze uit te draaien, komt de voorkant
van de armleuning omhoog; bij indraaien gaat de voorkant omlaag.
Bovendien kunnen de armleuningen geheel omhoog worden geklapt.
- Rugsteun (7): Door het handwiel naar links of rechts te draaien kan zowel de hoog-
te als de dikte van de welving in de rugsteun worden aangepast.
- Veiligheidsgordel (8): De veiligheidsgordel moet worden omgedaan voordat men
de machine in gebruik neemt.
f
Na een ongeval moeten de veiligheidsgordels worden vervangen.
7
6
5
3
4
1
seat4.tif
6
8
2
D 30 13