Differentieelgrendel
Hiermee kan de achteras worden vergrendeld om de tractie
te verbeteren. De differentieelgrendel (Fig. 23) kan in
werking worden gesteld terwijl het voertuig in beweging is.
Beweeg de hendel naar voren en naar rechts om de grendel
in te schakelen.
Opmerking: Om de differentieelgrendel in- of uit te
schakelen moet het voertuig in beweging zijn en een flauwe
bocht maken.
Voorzichtig
Als u een bocht maakt met ingeschakelde
differentieelgrendel, kunt u de controle over het
voertuig verliezen. Schakel de differentieelgrendel
uit als u scherpe bochten maakt of bij hoge
snelheid werkt. Zie Differentieelgrendel gebruiken.
Parkeerrem
Steeds als de motor wordt afgezet, moet u de parkeerrem
(Fig. 23) in werking stellen om te voorkomen dat het
voertuig per ongeluk in beweging komt. Om de parkeerrem
in werking te stellen, moet u de hendel naar achteren
trekken. Om de parkeerrem vrij te zetten, moet u de hendel
naar voren duwen. Zorg ervoor dat de parkeerrem is
vrijgezet voordat u het voertuig in beweging zet. Als u het
voertuig op een steile helling parkeert, moet u erop letten
dat de parkeerrem in werking is gesteld. Zet tevens de
transmissie in de eerste versnelling als u een helling oprijdt
of in de achteruitstand als u een helling afrijdt. Plaats
blokjes achter de wielen om te voorkomen dat het voertuig
de helling afrolt.
Hydraulische hefinrichting
Hiermee kunt u de bak opheffen en neerlaten. Beweeg naar
achteren om de bak op te heffen, naar voren om de bak neer
te laten (Fig. 23).
Belangrijk
Wanneer u de bak laat zakken, houd dan de
hendel nog 1 à 2 seconden in de vooruitstand nadat de bak
contact heeft gemaakt met het frame om de bak vast te
zetten in de neergelaten positie. Houd de hydraulische
hefinrichting niet langer dan 5 seconden in de stand voor
opheffen of neerlaten, nadat de cilinders hun uiterste positie
hebben bereikt.
Vergrendeling hydraulische hefinrichting
Vergrendelt de hefhendel, zodat de hydraulische cilinders
niet werken wanneer het voertuig niet is voorzien van een
laadbak (Fig. 23). Vergrendelt ook de hefhendel op AAN
als de werktuigen hydraulisch worden bediend.
Schakelhendel Hoog-Laag-bereik
Biedt drie extra versnellingen voor nauwkeurige
rijsnelheidsregeling (Fig. 23).
• Het voertuig moet volledig tot stilstand zijn gebracht
voordat u kunt schakelen tussen het Hoog en
Laag-bereik.
• Schakel uitsluitend op vlak terrein.
• Trap het koppelingspedaal volledig in.
• Zet de hendel volledig naar voren voor Hoog en
volledig naar achteren voor Laag.
HOOG is voor een hogere snelheid wanneer u rijdt op vlak,
droog terrein met een lichte lading.
2
3
1
Figuur 23
1. Schakelhendel
2. Parkeerrem
3. Hydraulische hefhendel
van laadbak
LAAG is voor lage snelheden. Gebruik deze stand wanneer
meer kracht of controle nodig is dan gebruikelijk.
Bijvoorbeeld bij steile hellingen, slecht begaanbaar terrein,
zware ladingen, lage snelheden maar hoge toerentallen
(spuiten).
Opmerking: Er is een positie tussen HOOG en LAAG,
waarin de transaxle in geen van beide standen staat. Deze
positie mag niet worden gebruikt als neutraalstand, omdat
het voertuig onverwacht kan gaan rijden wanneer de hendel
voor HOOG-LAAG per ongeluk in een van de
versnellingen wordt geduwd.
26
4
5
6
4. Vergrendeling
hydraulische hefinrichting
5. Differentieelgrendel
6. Hendel Hoog-Laag