In dit voorbeeld werken gebruikers A en B op verschillende tijden en gebruiken hetzelfde toestel. Gebruiker
A stelt de toestelstatus in op "Buiten werking" wanneer hij/zij het werk stopt. Daarna kan gebruiker B de toe-
stelstatus instellen op "In werking" en kan zijn/haar eigen instellingen op het toestel gebruiken.
De toestelstatus instellen op "Buiten werking"
PT/SLT
Hoorn van
de haak.
De toestelstatus instellen op In werking en uw eigen instellingen beschikbaar
maken
PT/SLT
Hoorn van
de haak.
PIN-code
Voer de PIN-code
in (max. 10 cijfers).
•
Voor het gebruik van deze funktie is een persoonlijk identificatienummer (PIN) nodig. Zie "
Een PIN-code aan uw toestel toewijzen (PIN [Persoonlijk Identificatie Nummer]-code)"
in "3.1.1 Aanpassen van uw toestel (Persoonlijke programmering)".
•
Toestelinstellingen kunnen worden omgewisseld tussen een SLT en SLT, PT en PT of SLT
en PT.
7
2
7
727.
Voer in
PIN: Persoonlijk Identificatie Nummer
7
2
7
Voer in
727.
B-toon
Hoorn op
de haak.
1.13.2 Geavanceerde modus voor Meegaand Toestel
B-toon
Voer in #.
Hoorn op
de haak.
uw toestelnr.
Voer in
.
Kies uw toestelnummer.
Gebruiksaanwijzing
225