Als u de flitser gebruikt, gaat de instelling over op [Stand. inst.]. (In de
opname-informatie wordt echter het ingestelde licht- of scènetype
weergegeven.)
Als u deze functie samen met [Sfeeropnamen] wilt instellen, kiest u de
lichtomstandigheden of het scènetype dat het beste past bij de sfeer die
u hebt ingesteld. Wanneer u met name [Zonsondergang] hebt gekozen,
worden warme kleuren benadrukt. Dit past wellicht niet bij de sfeer die
u hebt ingesteld.
Als u niet wilt dat het Live View-beeld tijdens het instellen van functies wordt
weergegeven, drukt u na stap 1 op de knop <Q> en stelt u [Licht-/
scèneopnamen] in.
3
Selecteer met Quick Control het
licht- of scènetype.
Druk op de knop <Q> (7).
Druk op de pijltjestoetsen <W>
en <X> om [Stand. inst.] te
selecteren. [Licht-/scèneopnamen]
wordt weergegeven op het scherm.
Druk op de pijltjestoetsen <Y>
en <Z> of draai aan het instelwiel
<6> om het gewenste type licht of
scène te selecteren.
De resulterende opname met het
geselecteerde licht- of scènetype dat
wordt weergegeven.
4
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in om
de opname te maken.
Druk op de knop <A> om de Live
View-opnamen te verlaten en weer
via de zoeker te fotograferen. Druk
vervolgens de ontspanknop helemaal
in om de opname te maken.
Als u de opnamemodus wijzigt of de
aan-uitschakelaar op <2> instelt,
wordt de instelling [Stand. inst.]
hersteld.
Opname via licht of scènetype
81