Onderwerpen waarop moeilijk kan worden scherpgesteld
Soms kan er niet automatisch worden scherpgesteld (de
scherpstelindicator <o> van de zoeker knippert dan). Dit kan onder
meer voorkomen bij de volgende onderwerpen:
Onderwerpen met zeer weinig contrast
(Bijvoorbeeld: blauwe luchten, effen, platte oppervlakken, enzovoort)
Onderwerpen bij zeer weinig licht
Reflecterende onderwerpen en onderwerpen met heel veel tegenlicht
(Bijvoorbeeld: auto's met een zeer reflecterende carrosserie, enzovoort)
Onderwerpen die zowel dichtbij als veraf vlak bij een AF-punt liggen
(Bijvoorbeeld: een dier in een kooi, enzovoort)
Onderwerpen zoals lichte puntjes dicht bij een AF-punt
(Bijvoorbeeld: avondopnamen, enzovoort)
Zich herhalende patronen
(Bijvoorbeeld: vensters in een wolkenkrabber, toetsenborden, enzovoort)
Ga in dergelijke situaties op een van de volgende manieren te werk om
scherp te stellen:
(1) Stel in de modus 1-beeld AF scherp op een object dat op dezelfde
afstand staat als het onderwerp en vergrendel de scherpstelling
voordat u de compositie opnieuw bepaalt (pag. 61).
(2) Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op <MF> en stel
handmatig scherp.
Afhankelijk van het onderwerp kan de scherpstelling worden bereikt door
de compositie van de opname iets aan te passen en opnieuw de AF-
bediening te gebruiken om scherp te stellen.
Zie pagina 152 voor informatie over onderwerpen waarop moeilijk is
scherp te stellen tijdens Live View-opnamen met [FlexiZone - Single] en
[u Live-modus].
MF: Handmatige focus
Scherpstelring
Als u de ontspanknop half indrukt en handmatig scherpstelt, licht het AF-
punt waarmee is scherpgesteld gedurende korte tijd rood op, klinkt de
pieptoon en gaat ook de scherpstelindicator <o> in de zoeker branden.
1
Zet de scherpstelmodusknop op
de lens op <MF>.
2
Stel scherp op het onderwerp.
Stel scherp door aan de
scherpstelring op de lens te draaien
totdat u het onderwerp scherp in de
zoeker ziet.
101