A Favoriete opnamekenmerken vastleggenN
Als er al een beeldstijl is vastgelegd onder [Gebruiker *], worden de
parameterinstellingen van de vastgelegde beeldstijl ongedaan gemaakt
wanneer u de basisbeeldstijl in stap 4 wijzigt.
Als u [Wis alle camera-instellingen] (pag. 194) uitvoert, worden de
standaardinstellingen voor [Gebruiker *] hersteld. Van beeldstijlen die
met EOS Utility (EOS-software) zijn vastgelegd, worden alleen de
standaardinstellingen van de gewijzigde parameters hersteld.
Als u opnamen wilt maken met een vastgelegde beeldstijl, volgt u stap 2
op pagina 95 om [Gebruiker *] te selecteren. Vervolgens kunt
u opnamen gaan maken.
Raadpleeg de instructiehandleiding van EOS Utility voor de procedure
voor het registreren van een beeldstijlbestand op de camera.
130
5
Selecteer een parameter.
Selecteer een parameter,
bijvoorbeeld [Scherpte], en druk
vervolgens op <0>.
6
Stel de parameter in.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> en
<Z> om de parameter naar wens
aan te passen en druk op <0>.
Zie "Opnamekenmerken aanpassen
aan uw voorkeuren" op pagina 126
t/m 128 voor meer informatie.
Druk op de knop <M> om de
gewijzigde beeldstijl vast te leggen. Het
keuzescherm voor beeldstijlen verschijnt
nu weer.
De basisbeeldstijl wordt rechts van
[Gebruiker *] weergegeven.
Indien de instellingen in een beeldstijl
die is vastgelegd in [Gebruiker *] zijn
aangepast en niet meer de
basisbeeldstijlinstellingen zijn, wordt
de naam van de beeldstijl
weergegeven in blauw.