Snel
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is
toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddel-
temperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te
bereiken. Overshoot is toegestaan vanaf het opstarten.
Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 6°C dalen.
Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 46°C stijgen.
Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het
systeem over naar een stabiele toestand, bepaald door de
bovenstaande bedrijfsstand.
De snelle comfortinstelling activeren voor koelen: wijzig
lokale instelling [2-81]=2.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling
[2-8].
De snelle comfortinstelling activeren voor verwarmen: wijzig
lokale instelling [2-82]=2.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling
[2-9].
Gematigd
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is
toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddel-
temperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te
bereiken. Overshoot is niet toegestaan vanaf het opstarten. Het
opstarten gebeurt onder de voorwaarden bepaald door de
bedrijfsstand hierboven.
Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 6°C dalen.
Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 46°C stijgen.
Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het
systeem over naar een stabiele toestand, bepaald door de
bovenstaande bedrijfsstand.
De omstandigheden van het opstarten verschillen van die van
de krachtige en snelle comfortinstelling.
De gematigde comfortinstelling activeren voor koelen: wijzig
lokale instelling [2-81]=1.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling
[2-8].
De gematigde comfortinstelling activeren voor verwarmen:
wijzig lokale instelling [2-82]=1.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling
[2-9].
Eco
De door de gebruiksmethode (zie hiervoor) bepaalde originele
streefwaarde van de koelmiddeltemperatuur blijft behouden
zonder enige correctie, behalve voor beschermingsregeling.
De gematigde comfortinstelling activeren voor koelen: wijzig
lokale instelling [2-81]=0.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling
[2-8].
De gematigde comfortinstelling activeren voor verwarmen:
wijzig lokale instelling [2-82]=0.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling
[2-9].
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
45
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-Systeem airconditioner
4P329765-3C – 2013.03