INSTELLINGEN VOOR DE OPNAMESTAND
DRIVE MODE
(Transportinstelling:
zie blz. 45)
QUALITY
(Beeldkwaliteit:
zie blz. 60)
IMAGE SIZE
Beeldformaat/
resolutie: zie blz. 63)
WB
(Witbalans:
zie blz. 65)
SHARPNESS
(Verscherping:
zie blz. 68)
* De met * gemarkeerde instellingen worden automatisch opnieuw geactiveerd wanneer
de camera uitgeschakeld is geweest of wanneer de batterijen werden verwisseld. In dat
geval hanteert de camera voor "QUALITY" (kwaliteit) en "IMAGE SIZE"
(beeldformaat/resolutie) de laatste instelling voor uitschakeling of verwijdering van de
batterijen.
* Kijk voor "FLASH" (flitsen) op blz. 41, voor belichtingscorrectie op blz. 55, voor
"MANUAL" scherpstelling (handmatig) op blz. 39, voor "CLOSE UP" (dichtbij-opnamen)
op blz. 53, voor "DRIVE MODE" (transportinstellingen, serie-opnamen) op blz. 45 en
voor "DRIVE MODE" (transportinstellingen, zelfontspanner) op blz. 48.
"QUALITY" (beeldkwaliteit), "IMAGE SIZE" (beeldformaat/resolutie), "WB" (witbalans) en
"SHARPNESS" (verscherping) worden op de nu volgende bladzijden behandeld.
(Enkelbeeld)*
(Serie-opnamen)
(Zelfontspanner)
FINE (Fijn)
STD. (Standaard)
ECON. (Economy)
FULL (1792 x 1200 pixels)
HALF (896 x 600 pixels)
AUTO (Automatische instelling)*
(Daglicht)
(Fluorescentielicht)
(Kunstlicht)
HARD
NORMAL*
SOFT
59