Wijzigt men de ingestelde
stand van het ontsmettingsapparaat
aan de kruk (fig. 48/3) b.v.
door van het cijfer AZ op A3 of van A8 op BI te stellen,
dan verandert
de hoeveelheid
ontsmettingsmiddel
lO'/o.
In de genoemde
voorbeelden
zal men door deze verstelling
IO"/0 meer doseren.
Wordt de ingestelde
stand &n
cijfer aan de kruk kleiner
gekozen,
dan wordt de dosering
lO"/o minder.
8.9.2 Leegmaken
van het ontsmettingsapparaat
II
Het ontsmettingsapparaat
kan men leeg maken door eerst de ringbouten
los te draaien
en daarna
het apparaat
rond de steunpunten
aan de zaaikast,
om te draaien.
De rubber
roeras ffiq. 46/3) dient rechtstandig
te staan. De resten van het ontsmettingsmiddel
vallen
dan in het deksel
(fig. 46/6).
Door het deksel af te nemen kunnen
de resten eenvoudig
verwijdert
worden.
8.9.3 Kontrole
mogelijkheden
Het is nodig, wanneer
men nauwkeurig
met het ontsmettingsapparaat
wil werken,
om de
onderstaande
kontrole
uit te voeren:
a. Kontrole
van het soortelijk
gewicht
Het soortelijk
gewicht van het kwikzilvervrije
ontsmettingsmiddel
kan heel goed van de
op blz. 38 opgegeven
middelwaarden
afwijken.
Op deze grond is een kontrole
van het
soortelijk
gewicht
aan te bevelen.
Wijken
de soortelijke
gewichten
van het gemeten
middel af van die in de tabel, dan dient men de instelwaarde
aan te passen.
In een
litermaat
wordt het gewicht van 1 liter van beide ontsmettingsmiddelen
gewogen.
Is het
gewogene
b.v. 10°/o lichter dan het in de tabel op blz. 38 opgegeven
gewicht, dan moet
de hoeveelheid
in tegenstelling
tot de opgaven
in de tabel, met lO'/o verhoogt
worden
door de instelling
te veranderen
b.v. van AZ op A3.
b. Afdraaiproef
voor het ontsmettingsmiddel
De grootste
nauwkeurigheid
bij de ontsmetting
van het zaad verkrijgt
men door een
afdraaiproef.
Hiervoor
moet, nadat gehandeld
is zoals onder de punten
a-e op blz. 37
beschreven
is, de zaadtrechter
geleegd
worden.
Door enige omwentelingen
met de af-
draaislinger
is te controleren
of uit alle doseerhuizen
ook ontsmettingsmiddel
valt.
Daarna worden, door de afsluitplaten
te sluiten (fig. 46/1), de doseerhuizen
afgesloten.
Men draait nu met de slinger
eenzelfde
aantal omwentelingen
als bij de afdraaiproef
voor granen.
Hierdoor
valt het ontsmettingsmiddel
op de afsluitplaten
(fig. 46/1) onder
de doseerhuizen
(fig. 46/2).
De afsluitplaten
(fig. 46/1) worden
nu voorzichtig
weggeschoven.
Hierbij
er op letten
dat geen ontsmettingsmiddel
gemorst
wordt.
Daarna
het ontsmettingsmiddel
op een
stuk papier schudden
en met een briefweger
wegen.
Van de afdraaiproef
voor granen
(zie punt 3.6.1) is de afgedraaide
graan hoeveelheid
reeds bekend.
De hierbij
gewenste
hoeveelheid
ontsmettingsmiddel.
die volgens
de afdraaiproef
bij
goede instelling
van het ontsmettingsapparaat
nodig is, kan men als volgt berekenen.
Bijvoorbeeld:
1.50 gram ontsmettingsmiddel
op 100 kg. graan betekent
b.v. 1,5 gram ontsmettings-
middel per 1 kg. graan.
Heeft de afdraaiproef
nu b-v. 5 kg. graan opgeleverd.
dan moet de afdraaiproef
van het
ontsmettingsmiddel
5x 1,5 gr. = 7,5 gr. ontsmettingsmiddel
opleveren.
De hoeveelheidsinstelling
kan men korrigeren
door zoals onder
b. is beschreven
te
herhalen.
39