8.3.1 Omzetten van de rijsporen
op een andere trekkerspoorbreedte
De spoorbreedte
van de rijsporen
is vanaf fabriek
ingesteld
volgens
uw opgave.
Macht
het gewenst
zijn b.v. door het aanschaffen
van een nieuwe trekker.
om de spoorbreedte
van de rijsporen
aan te passen, dan dient u op de volgende
wijze te handelen:
Het koppelframe
(fig. 37/1) van de doseerschuiven
losmaken.
De kunststof
aandrijftandwielen
(fig. 37/2) losmaken
en met het koppelframe
boven de
nieuwe
rijsporen,
met langere
bouten,
M 6x25, DIN 933 (fig. 37/3)
van de doseer-
schuiven. aan de zaaimachine
monteren.
Eventueel
de zaaipijpen
op de trechterbalk
omwisselen.
De meenemerbouten
uit de nieuwe rijsporen-zaairaden
losdraaien
totdat het nokkenrad
vrrj over de zaaias kan draaien.
Voormalige
rijsporen-zaairaden
weer met de zaaias koppelen.
De draadstift
zo ver In
het nokkenrad
draaien,
totdat
het fijnzaadrad
door de zaaias
met een weinig
draai-
speling wordt meegenomen.
Een te vast aangedraaide
draadstift
vervormd
het nokken-
rad.
De stelring
(fig 37/4) licht tegen de zwenklagers
drukken
en vastdraaien.
De aanorrjttandwrelen
(frg.
37/2)
over de as verschuiven
tot de tanden
in het fijnzaad
nokkenrad
grijpen,
daarna vastzetten.
Om uitwijken
van de aandrijftandwielenas
mogelijk
te maken, dient men de zeskant-
bouten (fig. 37/5) van de zwenksteunbevestiging
met een kleine speling aan te draaien.
De vier trekveren
(fig. 37/6) om de bodemkleppenas
vasthaken.
8.4 Trekkersporenwissers
Sporenwissers
dient men, zoals fig. 38a toont, zo te monteren
dat ze ca. 5 cm. rechts- en
links naast het trekkerspoor
in de lasse grond werken
en ze op deze wijze volploegen.
Deze methode
is gebleken
de beste te zijn om het trekkerspoor
te egaliseren,
om lasse
grond
te hebben
waarin
het raad
goed
opkomt
en het gevaar
van
beschadiging
van
de
sporenwissers
door stenen in het vastgereden
spoor wordt verkleint.
Montage van de sporenwissers
zoals in fig. 38b wordt getoont,
is niet goed.
Omdat de schaarbevestigingssteunen
aan de onderste
hoofdframebalk
bevestigd
zijn en
ook de sporenwissertanden
aan deze balk zitten,
is het meestal
noodzakelijk
om deze
tanden in schuine stand te bevestigen.
Op deze wijze is het dan mogelijk
om de juiste in-
stelling
van de sporenwissertanden
naast het trekkerspoor
te bereiken.
Door de verschil-
lende gaten in de bevestigingsplaten
van de sporenwissers,
zoals in fig. 39 en fig. 40 is
te zien, is vrijwel elke gewenste
schuinstelling
mogelijk.
29