4. Als het vloeistofpeil laag is, controleer dan de remblokken
zoals beschreven op pagina 129. Als de remblokken niet
verder versleten zijn dan de onderhoudslimiet, controleer het
remsysteem dan op lekkage. Controleer op tekenen van
remvloeistoflekkage rond slangen, fittingen, reservoir en
remklauwen.
5. Vul remvloeistof bij wanneer nodig.
V V O O O O R R R R E E M M H H E E N N D D E E L L
1. Trek de voorremhendel naar het stuur toe en houd hem vast.
De hendel moet vrij en soepel kunnen bewegen. De hendel
moet stevig aanvoelen en stevig blijven aanvoelen tot hij wordt
losgelaten.
2. Laat de hendel los. Hij moet snel naar zijn rustpositie
terugkeren wanneer hij wordt losgelaten.
3. Als de voorremhendel niet naar behoren werkt, dient u
onderhoud te plegen aan de remhendel voordat u gaat rijden.
INSPECTIES VÓÓR HET RIJDEN
A A C C H H T T E E R R R R E E M M P P E E D D A A A A L L
1. Druk het rempedaal van de achterrem naar beneden en houd
het vast. Het pedaal moet vrij en soepel kunnen bewegen. Het
pedaal moet stevig aanvoelen en stevig blijven aanvoelen tot
het wordt losgelaten.
2. Laat het pedaal los. Hij moet snel naar zijn rustpositie
terugkeren wanneer hij wordt losgelaten.
3. Indien het achterrempedaal niet werkt zoals aangegeven of een
te grote vrije slag heeft alvorens de rem in werking komt, dient
u de remmen te onderhouden alvorens te gaan rijden.
R R E E M M V V L L O O E E I I S S T T O O F F P P E E I I L L A A C C H H T T E E R R R R E E M M
Het remvloeistofreservoir van de achterrem bevindt zich bij het
achterrempedaal. Bekijk het reservoirpeil vanaf de rechterzijde
van het voertuig.
71