INSTRUMENTEN, FUNCTIES EN BEDIENINGSELEMENTEN
I I N N D D I I C C A A T T I I E E L L A A M M P P J J E E S S
LAMP
INDICATIES
Cruisecontrol-
status
Richtingaanwij-
zers
Voertuigsnelheid
32
CONDITIE
Oranje lamp: Cruisecontrol is
ingeschakeld, maar niet
ingesteld. Als het lampje
knippert, is er een fout in de
cruisecontrol. Groene lamp:
Cruisecontrol is ingesteld op de
gewenste snelheid. Lees de
veiligheids- en
bedieningsprocedures voordat u
de cruisecontrol gebruikt. Zie
pagina 85.
Eén pijl knippert wanneer de
overeenkomstige
richtingaanwijzer wordt
geactiveerd. Beide pijlen
knipperen wanneer het
alarmsignaal wordt geactiveerd.
Als er een probleem is in het
signaalsysteem, knipperen de
lampen twee keer zo snel als
normaal.
Wanneer de metrieke modus is
geselecteerd, wordt de snelheid
weergegeven in kilometers per
uur.
LAMP
INDICATIES
Groot licht
Neutraal
Laag
brandstofpeil
CONDITIE
Wanneer de standaardmodus is
geselecteerd, wordt de snelheid
weergegeven in mijl per uur.
De schakelaar van de koplamp
staat op groot licht. Deze
indicator knippert als er een
probleem is met het dimlicht of
grootlicht.
De versnelling staat in neutraal
en de aan/uit-schakelaar staat op
AAN.
Dit lampje gaat branden
wanneer er nog ongeveer 3,8 L
(1 gal) brandstof in de
brandstoftank zit. Het
LCD-display schakelt over naar
een modus voor het meten van
het verbruik bij weinig
brandstof, zodat de rijder het
verbruik per kilometer kan
bijhouden vanaf het moment dat
de indicator werd geactiveerd.