De startmotor zal gedurende deze tijd niet aanslaan. Als er geen
sleutelzender beschikbaar is, kan uw persoonlijke
identificatienummer (PIN-code) worden ingevoerd met de
richtingaanwijzerschakelaars of op het Ride Command-display
(indien aanwezig) om het beveiligingssysteem te ontgrendelen.
Zie pagina 159.
R R I I J J D D E E N N M M E E T T D D E E S S L L E E U U T T E E L L Z Z E E N N D D E E R R : :
Na het starten van de motor controleert de voertuigregelmodule
(VCM) of de sleutelzender weer binnen bereik is wanneer u van
de neutraalstand naar de versnelling schakelt. Het
veiligheidslampje kan tijdens deze controle gaan branden. De
VCM zal niet opnieuw naar de sleutelzender zoeken nadat het
voertuig is gaan rijden. Als de sleutelzender tijdens het rijden
verloren gaat, is de PIN-code nodig om het voertuig opnieuw te
starten.
Als de sleutelzender niet wordt gedetecteerd bij het inschakelen
van de versnelling:
• De claxon klinkt en het veiligheidslampje knippert.
• De motor zal dan worden uitgeschakeld.
• Het elektrische systeem wordt dan automatisch uitgeschakeld.
O O P P B B E E R R G G E E N N V V A A N N D D E E S S L L E E U U T T E E L L Z Z E E N N D D E E R R : :
De sleutelzender dient tijdens het gebruik niet te worden
opgeborgen in de buurt van apparaten die radiogolven kunnen
verstoren, zoals mobiele telefoons, stroomvoorzieningen of
magneten.
INSTRUMENTEN, FUNCTIES EN BEDIENINGSELEMENTEN
I I N N S S T T R R U U M M E E N N T T E E N N P P A A N N E E E E L L
Het instrumentenpaneel omvat de snelheidsmeter, de
indicatielampjes en het multifunctioneel display (MFD).
q
Snelheidsmeter
w
Indicatielampjes
e
Multifunctioneel display
31