F Onderhoud
1
Veiligheidsvoorschriften voor het onderhoud
Bij alle onderhoudswerkzaamheden moeten de vereisten van de gezondheids-, ar-
beids- en brandbeveiliging worden nageleefd. De vereiste arbeidsveiligheidsuitrus-
ting moet altijd worden gedragen.
De onderhoudswerkzaamheden altijd uitvoeren bij uitgeschakelde motor, tenzij an-
ders is aangegeven!
Onderhoudswerk altijd uitvoeren op een vlakke, stabiele ondergrond.
Bij werkzaamheden in afgesloten ruimtes de uitlaatgassen naar buiten afvoeren.
Voor voldoende ventilatie zorgen.
Voor het begin van de onderhoudswerkzaamheden de machine beveiligen tegen on-
bedoeld starten,
wegrollen en omlaag bewegen, daartoe:
- Rijhendel op de neutrale stand zetten en de machinebeweging met de rijsnelheid-
knop op nul draaien.
- Contactsleutel en accuhoofdschakelaar verwijderen.
- Aanwijzingsbordje „NIET STARTEN" goed zichtbaar aanbrengen op het bedie-
ningsbordes.
- Bij werkzaamheden onder de machine het frame extra beveiligen tegen
onbedoeld omlaag bewegen en een veiligheidshelm dragen.
- Indien nodig de wielen met blokken beveiligen tegen wegrollen.
Als er veiligheidsvoorzieningen en beveiligingen moeten worden verwijderd
voor het onderhoud, moeten ze weer volgens de voorschriften worden aangebracht
voordat de machine opnieuw in gebruik wordt genomen.
Geen licht ontvlambare stoffen gebruiken bij reinigingswerkzaamheden.
Opstappunten en treden altijd vetvrij en slipvrij houden.
Als voor het afspuiten een hogedrukreiniger of een stoomapparaat wordt gebruikt,
mogen elektrische onderdelen, elektronische modules, isolatiemateriaal en ventilato-
ren niet aan de directe waterstraal worden blootgesteld en moeten deze zo mogelijk
worden afgedekt.
F 1