Werking
Zodra het bijvulapparaat in bedrijf is gesteld, zou het zonder tussenkomst van een gebruiker moeten
werken.
Onder normale bedrijfsomstandigheden zal de display de actuele systeemdruk in bar aangeven.
Als het apparaat aan het vullen is, verschijnt op het display <POMP 1 DRAAIT> of <POMP 2 DRAAIT>
afhankelijk van welke pomp op dat moment draait.
Als het apparaat een storing detecteert, zal het display de desbetreffende foutcode weergeven.
Als het bijvulapparaat een foutcode weergeeft op het display, dan kan de actuele
systeemdruk tijdelijk worden weergegeven op het display door op de toets [SET] te
drukken.
Foutcodes
De volgende tabel geeft de betekenis van alle gebruikte foutcodes op de digitale bediening:
Foutcodes
LOW PRESSURE
HIGH PRESSURE
LOW H20
HIGH H20
P1 FAIL
P2 FAIL
P1 FLOOD LIMIT
P2 FLOOD LIMIT
ERR. 1
LOW GLYCOL
EXCESSIVE DEMAND
SERVICE
Voor praktische hulp bij het opsporen en verhelpen van storingen, verwijzen we u naar
het hoofdstuk Probleemoplossing van deze handleiding.
26
De systeemdruk is lager dan de [LAGE DRUK] instelling.
De systeemdruk is hoger dan de [HOGE DRUK] instelling.
De vlotterschakelaar van de breektank voor laag niveau is
geactiveerd
De vlotterschakelaar van de breektank voor hoog niveau is
geactiveerd
De bediening heeft een fout (onjuist stroomverbruik) op de
betreffende pomp gedetecteerd
De betreffende pomp heeft langer gedraaid dan de
[STROOMLIMIET] periode
Het signaal van de druksensor is buiten bereik
De schakelaar voor laag glycol is geactiveerd (alleen
glycolapparaten)
Er zijn 4 opstartingen van pompen geweest binnen een
periode van 8 uur
Het bijvulapparaat heeft een jaarlijkse onderhoudsbeurt
nodig
Beschrijving
Auto /
Handmatig
resetten
Door de
gebruiker
bepaald
Door de
gebruiker
bepaald
Auto Reset
Auto Reset
Handmatige
reset
Handmatige
reset
Handmatige
reset
Auto Reset
Handmatige
reset
Handmatige
reset