De volgende instellingen zijn uitsluitend voor ervaren technici. Onjuiste configuratie van
deze instellingen kan ertoe leiden dat de apparatuur niet correct functioneert, en kan
schade aan de apparatuur, het systeem of het gebouw veroorzaken.
Menu‐
#
onderdeel
PUMPS
16
NUMBER
17
PUMP TYPE
18
PUMP SENSE
19
SENSOR TYPE
SPC
20
CONTROLLER
21
GLYCOL UNIT
22
ID NUMBER
RELAY
23
INVERSION
24
OVERRUN
PRESSURE
25
ALARM AUTO
RESET
26
CASCADE
27
BOOST
18
Het aantal pompen dat zich in het bijvulapparaat bevindt.
Dit kan worden ingesteld op 1 of 2.
Het type pomp dat in het bijvulapparaat is geïnstalleerd.
Er zijn twee opties, te weten:
0 – Centrifugaalpomp
1 – Zuigerpomp (alleen bij mini apparaten)
Uitschakeling van deze optie leidt ertoe dat de bediening de
pompen niet meer controleert en <POMPSTORING> fouten
genereert.
Het is niet aan te raden deze optie uit te schakelen. Raadpleeg
Flamco TSS alvorens dit te doen.
Het type druksensor dat in het apparaat is geïnstalleerd.
Er zijn vier opties, te weten:
0 – 0‐5V Output, 0‐10 Bar bereik
1 – 1‐6V Output, 0‐10 Bar bereik
2 – 1‐6V Output, 0‐16 Bar bereik
3 ‐
Schakelt de koppeling met de Flamco SPC controller in.
Deze optie mag alleen worden ingeschakeld op bijvulapparaten
die gekoppeld zijn aan een SPC controller, die te vinden zijn in
Flamcomat en MK automat apparatuur.
Zet de schakelaar laag glycolniveau in werking.
Deze optie dient alleen te worden ingeschakeld bij glycol
bijvulapparaten.
Een identificatienummer dat door de gebruiker kan worden
opgegeven.
Deze optie heeft geen functioneel doel.
Wanneer deze optie is ingeschakeld, worden alle normaal open
spanningsvrije contacten (d.w.z. alle behalve het algemene
alarm) omgezet naar normaal gesloten.
Laat de pomp doordraaien gedurende een bepaalde tijdsperiode
nadat de gewenste druk is bereikt.
Dit om te voorkomen dat de pompen gaan 'pendelen'.
De waarde kan worden ingesteld van 0 – 10 seconden.
Wanneer deze optie is ingeschakeld wordt het <HOGE DRUK> en
het <LAGE DRUK> alarm automatisch gewist als de druk weer
normaal is.
Indien deze optie is uitgeschakeld, moet het alarm handmatig
worden gereset.
Hiermee kunnen de pompen in back‐up bedrijfsmodus worden
gezet.
Als een van beide pompen start, zal de andere pomp na een
bepaalde tijdsperiode starten.
Deze optie kan op UIT of 5‐30 seconden worden ingesteld.
Wanneer deze optie is ingeschakeld, zal de bediening de pompen
laten draaien, zelfs wanneer de systeemdruk nul is.
Functie
Standaard
waarde
2
1
JA
1
NEE
NEE
12
NEE
5
JA
UIT
JA