7 Inspectie en onderhoud
> Schuif de rookgascollector weer in positie. Trek daar-
bij de condenswaterslang naar voren.
> Schuif de houder zo in dat de slang tussen houder en
bordes komt te liggen.
> Bevestig de slang van de luchtdrukschakelaar rook-
gas.
> Controleer de positie van de rookgasbuis en let op
verbindingen zonder lekkages.
> Vul de in de rookgascollector geïntegreerde sifon
weer met water door via de verbrandingskamer of de
rookgasbuis in de rookgascollector ca. 1 liter water te
vullen.
i
Let erop dat de slang van de luchtdrukschake-
laar rookgas goed op de rookgascollector zit!
7.4
Olieneutralisatie-inrichting reinigen
(indien aanwezig)
a
Gevaar!
Gevaar voor brandwonden door condenswa-
ter!
Condens is zuurhoudend en kan brandwonden
op uw huid of aan uw ogen veroorzaken.
> Draag bij werkzaamheden aan de olieneu-
tralisatie-inrichting geschikte veiligheids-
kleding (rubberhandschoenen, veiligheids-
bril)
Afb. 7.20 Neutralisatie-inrichting wegnemen
> Neem de neutralisatie-inrichting en de condenswater-
slangen uit het toestel.
> Reinig de neutralisatie-inrichting.
> Monteer de neutralisatie-inrichting en sluit de con-
densslangen weer aan.
> Reinig eventueel de condenshefpomp.
48
7.5
Inbedrijfstelling na onderhoud
> Controleer ketel en systeem op lekkages.
> Gebruik alleen correcte afdichtingen.
> Controleer of de in de rookgascollector geïntegreerde
sifon goed met water gevuld is. Indien dit niet het
geval is, vult u ca. 1 liter water via de branderkamer of
de rookafvoerbuis in de rookgascollector.
> Monteer de brander op de flens.
> Monteer de verbrandingsluchtslang op de brander.
> Steek de beide verbindingsstekkers van de elektronica
naar de brander bij de haakse steun van de hulpelek-
tronica in.
> Schakel de aan/uit-schakelaar in.
> Controleer de verbrandingswaarden en stel eventueel
de brander in (zie hoofdstuk 6.3.5).
7.6
Testmiddelen en meettoestellen
7.6.1
Roetwaarde meten
De roetwaarde in het rookgas wordt altijd eerst geme-
ten, om vast te stellen of de brander de stookolie correct
verbrandt (zie hoofdstuk 6.4.4).
Er wordt aangeraden de meting van de roetwaarde uit te
voeren met een roetpomp, hoewel de elektronische
meettoestellen deze functie eveneens bieden. Bij sterke
roetvorming (b.v. bij slecht ingestelde brander) bestaat
echter het gevaar van vervuiling van de meettoestellen.
De roetwaarde is een maat voor de emissie van stofvor-
mige deeltjes en laat conclusies over de verbrandings-
kwaliteit toe.
7.6.2
CO
-instelling controleren
2
Het CO
-gehalte is een waardenorm voor de rendabele
2
verbranding van de stookolie. Voor bepaling van het
rookgasverlies moeten het CO
de rookgastemperatuur en de kamerluchttemperatuur
gemeten worden.
Als meettoestel voor de meting van het rookgasverlies
gebruikt men het eenvoudigst een modern elektronisch
rookgas-analysetoestel.
Daarmee kunnen meerdere meetgrootheden tegelijker-
tijd bepaald of berekend worden:
– CO
-gehalte (of O
2
2
– rookgastemperatuur
– kamerluchttemperatuur
– CO-gehalte
– rookgasverlies (wordt automatisch berekend)
In principe geldt dat alle meettoestellen regelmatig
aan een ijking moeten worden onderworpen.
Installatie- en onderhoudshandleiding icoVIT exclusiv 0020070604_03
-gehalte in het rookgas,
2
-gehalte)