6.4.2 CO
-instelling/luchtvolume-instelling
2
Afb. 6.9 CO
-gehalte instellen
2
De inregeling van het luchtvolume en daarmee van het
CO
-gehalte geschiedt met de stelschroef (1) van de
2
luchtsmoorklep (2):
> Draai de stelschroef (1) naar links (kleinere
%-weergave): het CO
O
-aandeel verminderd.
2
> Draai de stelschroef (1) naar rechts (grotere
%-weergave): het CO
O
-aandeel verhoogd.
2
De grove voorinstelling kunt u volgens de waarden in de
tabel 6.3 uitvoeren.
Bij gebruik van een andere dan de aangegeven verbran-
dingsluchttoevoer/rookgasafvoer moet u in elk geval de
luchtsmoorklep bijregelen:
> Langere verbrandingsluchttoevoer/rookgasafvoer:
verhoog de instelling van de luchtsmoorklep.
> Kortere verbrandingsluchttoevoer/rookgasafvoer of
van de omgevingslucht afhankelijke werking: verlaag
de instelling van de luchtsmoorklep.
Installatie- en onderhoudshandleiding icoVIT exclusiv 0020070604_03
-gehalte wordt verhoogd, het
2
-gehalte wordt verminderd, het
2
6.4.3 Ventilatordruk meten
1
Afb. 6.10 Ventilatordruk meten
De ventilatordrukmeting wordt bij de drukmeetnippel (1)
uitgevoerd en moet met de waarden in tabel 6.3 over-
eenstemmen.
6.4.4 Roetwaarde controleren
> Controleer de roetwaarde met een roetpomp of een
dienovereenkomstig meettoestel.
i
Voor naleven van de nationale emissievoor-
schriften mag de roetwaarde volgens de roet-
waarde-vergelijkingsschaal niet boven de
waarde 1 komen.
6.4.5 Recirculatie
De recirculatie is in de fabriek vooringesteld en verze-
geld. De verstelling van de recirculatie is alleen bij
omschakeling naar een hoger vermogen dan die van de
fabrieksinstelling noodzakelijk (zie tabel 6.3).
6.5
Toestelfuncties controleren
Voer na afsluiting van de installatie en de oliebranderin-
stelling een functiecontrole van het toestel uit, voordat u
het toestel in werking stelt en aan de gebruiker oplevert.
> Controleer na afsluiting van de rookgasmeting het
systeem op veilig functioneren van de thermostaat en
de begrenzer alsmede de veiligheidstijden bij het pro-
grammaverloop branderstart.
> Controleer en bevestig aan de hand van de controle-
lijst eerste inbedrijfstelling (zie tabel 13.1) de correcte
installatie van het toestel.
Inbedrijfstelling 6
37