7. Na het laden van papier in de lade, drukt u de papierbreedtegeleider in
en brengt u de geleider in de richting van de papierstapel tot deze de
zijkant van de stapel licht raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de
rand van het papier. Hierdoor zou het papier kunnen gaan buigen.
•
Druk de papiergeleider niet te ver door, waardoor het papier
wordt gebogen.
•
Als u de breedtegeleider niet aanpast kan het papier
vastlopen.
Plaats niet te veel papier in de lade. Anders kan het papier
vastlopen. Zorg dat de papierstapel niet boven de
maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
8. Zet de papierlengtegeleider vast met de vergrendelingsschakelaar.
Ontgrendel de vergrendelingsschakelaar om papier met een andere
papiergrootte te laden.
9. Plaats de lade terug in het apparaat.
Stel de papiersoort en het papierformaat voor de lade in om een
document af te drukken.
Voor informatie over het instellen van het papiertype en -formaat op het
bedieningspaneel (zie "Instellingen voor lade" op pagina 48).
De standaardlade en de optionele dubbele cassette-invoer detecteren
automatisch diverse papierformaten (zie "Automatische detectie van
formaten van afdrukmateriaal" op pagina 44).
Als u de Bevestiging lade Aan in Instellingen voor lade instelt,
verschijnt automatisch het bevestigingsvenster (zie "Het instellen van
Afdrukmateriaal en lade_ 39
1
Papiercapaciteitsm
arkering
1
Vergrendelingssch
akelaar