4.2
Stamperhoogte instellen
De stampers hebben een niet-wijzigbare
slag van 3,5 mm.
Op het onderste dode punt van de slag
moeten de stampers zijn ingesteld tus-
sen –0,2 mm en 0,0 mm (maat A).
De instelling wordt gemaakt met twee
schroefdraadpennen (1) waaraan de la-
gerstoelen van de aandrijfas zijn beves-
tigd:
Bij het instellen moet het stampermes op
de onderste stand staan.
- Contramoeren (2) losdraaien.
- Met de schroefdraadpennen (1) de
hoogte instellen.
- De stand van de stampermessen ten op-
zichte van de bodemplaten controleren.
Indien nodig de stand corrigeren met be-
hulp van de schroefdraadpennen (1).
- De contramoeren (2) weer vastdraaien.
4.3
Stamperleischutplaat instellen:
Elke stamperleischutplaat wordt door
middel van twee trekstangen (1) tegen
het stampermes getrokken.
Tussen de stamperleischutzplaat (4) en
het stampermes (5) moet over de gehele
breedte een speling (a) van 0,7 mm zijn.
De maat is in de fabriek insteld.
- De instelling wordt gemaakt met de
voorste moeren (2). Afhankelijk van
de verstelrichting moeten de contra-
moeren (3) voor de verstelling worden
losgedraaid resp. daarna weer wor-
den vastgedraaid.
-
A
+
Stampferwelle_340.jpg
B0073_A1.PIC
4
a
Leitblech2_340.jpg
1
2
1
3
2
5
E 11