8.
Plaats het in het afdrukgebied.
9.
Duw het substraat door de printer totdat het de uitvoeras bereikt.
10.
Lijn het substraat uit door na te gaan of de rand van het substraat op de invoer- en uitvoerassen in dezelfde
positie is. U kunt dit doen met behulp van de liniaal op de assen, of door meting van de afstand tussen de
rechterrand en de zijplaat.
11.
Wanneer het substraat gelijkmatig gespannen en vlak is (geen kreukels of bobbels), bevestigt u het met
plakband aan de lege kern. Plak vanuit het midden naar de randen toe en let op dat u het substraat niet te
veel aantrekt of juist laat kreuken.
12.
Plaats eventuele substraatrandhouders in positie en bevestig deze aan de voorkant.
13.
Sluit de voorklep en de hardingsmodule.
14.
Bevestig eventuele substraatrandhouders aan de achterkant.
15.
Sluit de laadtafel.
16.
Gebruik de Internal Print Server om de wagenbalk naar de printpositie te laten zakken.
17.
Ga naar de Internal Print Server en druk op de knop Finish (Voltooien). Beide rollen worden gedraaid om de
diameters te controleren. De printer controleert ook de breedte van de rol, de draairichting, het vacuüm en
de kalibratie van het substraatdoorvoermechanisme (dit duurt 1 tot 2 minuten).
OPMERKING:
gemeten door de printer. U wordt dan gevraagd de linkerrand- en breedtevelden zelf in te vullen in de
Internal Print Server. Gebruik de liniaal op de as om deze waarden te controleren.
18.
Mogelijk ontvangt u een waarschuwing in verband met tracering substraatdoorvoering. Zie voor meer
informatie over het eventueel uitschakelen van automatische tracering
op pagina
De printer is nu klaar om afdrukken te maken.
NLWW
Sommige substraten (zoals transparante substraten) kunnen niet op deze manier worden
184.
Substraatdoorvoercompensatie
Een rol in de printer laden
77