ITEM
Remwerking
Controleer de beweging van het pedaal en de hendel.
Niveaus
Controleer het remvloeistofpeil van de voor- en
remvloeistof
achterrem.
Remonderde-
Inspecteer slangen en aansluitingen.
len
Gashendel
Controleer de handgreep en de beweging van de
gashendel.
Koppeling
Controleer de werking van de hendel en de speling.
Voorvering
Controleer op lekken, vuildeeltjes en beschadiging.
Stuur
Controleer of het stuur soepel werkt door het volledig
naar links en volledig naar rechts te draaien.
Achtervering
Inspecteer op lekkage. Controleer
schokdemperbeweging en luchtdruk.
Rijhoogte
Zorg ervoor dat de schokdemperdruk goed is afgesteld
voor de belasting.
Achterste
Controleer op slijtage of beschadiging. Controleer de
aandrijfriem
spanning van de aandrijfriem. Zie pagina 117.
Zijstandaard
Controleer de soepele werking, inspecteer de
scharnierbout en de veer.
Bevestigings-
Inspecteer op losse, beschadigde of ontbrekende
middelen
bevestigingsmiddelen.
Spiegels
Stel in voor goed zicht naar achteren.
Kofferbak/za-
Controleer, indien aanwezig, of de kofferbak en de
deltassen
zadeltassen correct zijn geïnstalleerd en of de deksels
goed zijn gesloten.
INSPECTIEPROCEDURE
INSPECTIES VÓÓR HET RIJDEN
M M O O T T O O R R O O L L I I E E P P E E I I L L
Met het semi-droge carter-smeersysteem zal het motoroliepeil op
de peilstok schommelen, afhankelijk van de stand van de
motorfiets en de motortemperatuur bij controle. Om een juiste
aflezing van het motoroliepeil te garanderen, dient u alle
inspectieprocedures nauwkeurig te volgen.
WAARSCHUWING
Gebruik van de motor met onvoldoende, verslechterde of
vervuilde motorolie leidt tot versnelde slijtage en kan leiden tot
vastlopen van de motor of de versnellingsbak, wat tot verlies van
controle kan leiden en ernstig letsel of de dood tot gevolg zou
kunnen hebben. Controleer het oliepeil regelmatig.
Controleer altijd de olie na een koude motor 30 seconden
stationair te hebben laten draaien. De olievul/peilstok bevindt zich
aan de linkerkant van de motorfiets. Gebruik altijd de aanbevolen
olie. Zie pagina 188.
1. Zet de motorfiets op een vlakke ondergrond, in volledig
rechtopstaande en gecentreerde positie.
2. Start de motor (vanuit koude toestand) en laat hem 30
seconden stationair draaien. Stop de motor.
73