9. Duw de voorste en achterste delen van de stuurgondel naar
elkaar op hun plaats rond de drievoudige klem.
10. Breng de licht/richtingaanwijzercombinatie op zijn plaats en
monteer de vier bevestigingen vingervast.
Controleer of de rubberen doorvoertules waarmee het stadslicht-
/ richtingaanwijzerharnas is bevestigd, op hun plaats zijn
11. Plaats de twee bevestigingsmiddelen
de stuurgondel en haal ze volgens specificaties aan.
AANHAALMOMENT
Bovenste stuurgondelklemmen: 4 N·m (36 in-lb)
12. Haal de beugelbevestigingen van de stadslichtbalk aan
volgens de specificaties.
AANHAALMOMENT
Beugelbevestigingen van de stadslichtbalk: 24 N·m (18 ft-lb)
LET OP
geschoven.
q
aan de bovenkant van
13. Breng de consoleafdekking op zijn plaats en haal de
bevestigingen aan volgens de specificaties.
AANHAALMOMENT
Bevestigingsmiddelen van de consoleafdekking:
10 N·m (84 in-lb)
14. Installeer het windscherm, indien aanwezig.
15. Controleer of alle bedieningselementen correct werken en of
het stuur vrij van aanslag tot aanslag draait.
B B O O U U G G I I E E S S
q
Inspecteer bougies
na de inrijperiode en elke 32.000 km
(20.000 mi) daarna. Vervang de bougies elke 64.000 km (40.000
mi). Vervang bougies altijd per paar.
ONDERHOUD
147