V V O O O O R R S S P P A A N N N N I I N N G G A A C C H H T T E E R R S S C C H H O O K K D D E E M M P P E E R R
( ( R R I I J J H H O O O O G G T T E E ) ) I I N N S S P P E E C C T T I I E E
Controleer regelmatig de voorspanning van de
achterschokdemper. Voor de meest comfortabele rit en de juiste
bodemvrijheid dient u de voorspanning aan te passen als de
rijhoogte buiten de specificaties valt.
1. Controleer of de bandenspanning volgens de specificatie is.
Zie pagina 143.
2. Zet de motorfiets rechtop met het voorwiel in een wielklem
geklemd.
3. Verwijder de rechter zadeltas (indien aanwezig).
4. Breng een strook tape aan
boven het midden van de achteras.
5. Breng de motorfiets met behulp van een geschikt
hefgereedschap omhoog totdat de achterschokdemper
volledig is uitgeschoven.
w
6. Meet de afstand
(in millimeters) van het midden van de
achteras tot de onderkant van de tape. Noteer de resultaten als
meting M1.
7. Laat de motor zakken en verwijder het hefgereedschap.
8. Laad de motorfiets met alle beoogde lading. Zet met uw
rijkleding aan, de motorfiets rechtop en ga op het
bestuurderszadel zitten. Als u van plan bent een passagier te
vervoeren, laat de passagier (met rijkleding) dan op het
passagierszadel zitten.
9. Laat een assistent op dezelfde plaats meten. Noteer de
resultaten als meting M2.
10. Trek meting M2 af van M1. Het resultaat is de gemeten
rijderverlaging. (M1-M2=verlaging). Stel de voorspanning bij
indien nodig.
ONDERHOUD
q
op het achterspatbord direct
123