4.2.3 De persleiding aansluiten
Let op het volgende bij het aansluiten van de
persleiding:
•
Alle leidingaansluitingen moeten flexibel zijn om
resonantie te verminderen.
Zorg ervoor dat het gewicht van de
aanvoer-, pers- en onluchtingsleidingen
niet op de tank rust. Lange leidingen en
kleppen moeten ondersteund worden.
•
Om de ophoping van bezinksels in de persleiding
te voorkomen moet de leiding geschikt zijn voor
een minimale stroomsnelheid van 0,7 m/s.
Nominale
leidingdiameter
Stroomsnelheid: 0,7
m/s
•
De opvangleiding moet een vulratio hebben van
ten minste h/d = 0,7.
•
De opvangleiding moet ten minste één nominale
diameter groter zijn dan de aansluiting van de
persleiding.
•
Laat de persleiding niet uitlopen in de
stroomrichting.
•
Opvoerinstallaties moeten voorzien zijn van een
goedgekeurde keerklep conform EN 12050-4.
•
Het volume van de persleiding boven de keerklep
tot aan het terugstroomniveau moet kleiner zijn
dan de effectieve tankinhoud.
•
Installeer een afsluitklep in persleidingen van DN
80 en meer.
Ga als volgt te werk:
1. Sluit de persleiding aan op een verzamelleiding.
Als u geen achterwaarts gerichte leiding
installeert, maak dan alternatief leidingwerk om
een persleiding aan te sluiten.
2. Leid de persleiding naar de opvangleiding en
verbind beide met elkaar.
De persleiding moet een bocht hebben boven het
terugstroomniveau dat zich boven straatniveau
bevindt. Vraag de lokale autoriteiten om advies.
Gerelateerde informatie
4.2.1 De pompen installeren
80 mm
100 mm
3,6 l/s
5,6 l/s
4.2.4 De ontluchtingsleiding aansluiten
Alle leidingaansluitingen moeten flexibel zijn om
resonantie te verminderen.
Opvoerinstallaties voor zwart afvalwater moeten
boven dakniveau worden ontlucht. U kunt echter ook
de ontluchtingsleiding, als secundaire ontluchting,
naar het belangrijkste ventilatiesysteem van het
gebouw te leiden. Installeer speciale
ontluchtingskleppen buiten het gebouw. Speciale
ontluchtingskleppen zijn verkrijgbaar als accessoires.
Zorg ervoor dat het gewicht van de
aanvoer-, pers- en onluchtingsleidingen
niet op de tank rust. Lange leidingen en
kleppen moeten ondersteund worden.
1. Snij het afgeblinde uiteinde van de
ontluchtingsopening boven op de tank.
2. Bevestig een DN 70, buitendiameter Ø75,
ontluchtingsleiding aan de ontluchtingsopening
met behulp van het buigzame koppelstuk en twee
slangklemmen.
3. Leid de ontluchtingsleiding in het
hoofdventilatiesysteem van het gebouw in
overeenstemming met de lokale voorschriften.
13