Ritme:
Gebruik RHY (Ritme) om een ritmeafdruk te starten. Gebruik RHY (Ritme) opnieuw om over te schakelen naar
alternatieve afleidingen.
Snelheid:
Gebruik MORE (Meer) gevolgd door SPEED (Snelheid) om de weergavesnelheid of de ritmeafdruksnelheid te
selecteren: 5 mm/s, 10 mm/s, 25 mm/s of 50 mm/s. De papiersnelheid wordt rechtsonder in de ECG-afdruk afgedrukt.
OPMERKING: de papiersnelheid voor het ECG wordt geconfigureerd in pagina één van de configuratiemenu's.
Versterking:
Gebruik GAIN (Versterking) om de amplitude van de golfvorm te selecteren voor weergave en afdruk:
5 mm/mV, 10 mm/mV of 20 mm/mV. De versterking wordt rechtsonder in de ECG-afdruk afgedrukt.
Filter:
Gebruik FILT om de opties voor het laagdoorlaatfilter te selecteren: 40 Hz, 150 Hz of 300 Hz voor ECG-afdrukken.
Het filter wordt rechtsonder in de ECG-afdruk afgedrukt.
WAARSCHUWING: wanneer het filter van 40 Hz wordt gebruikt, kan niet worden voldaan aan de
vereiste frequentierespons voor diagnostische ECG-apparatuur. Het filter van 40 Hz vermindert aanzienlijk
hoogfrequente componenten van de piekamplituden van de ECG en pacemaker en wordt alleen
geadviseerd als hoogfrequente ruis niet kan worden verminderd aan de hand van de juiste procedures.
Klok:
Tijdweergave in uren, minuten en seconden. Wanneer het ECG wordt geregistreerd, is de weergegeven tijd de
afgedrukte ECG-registratietijd.
INTRODUCTIE
Pagina | 30