Opnamemodus
p (Panorama-modus)
R (Modus Zelfportret)
• "Lijst van beschikbare instellingen in elke fotografeerstand" (Blz. 108), "Lijst
van O-instellingen" (Blz. 109), "Lijst van \-instellingen" (Blz. 111), "Lijst van
R-instellingen" (Blz. 112).
• In bepaalde opnamestanden kan het enkele ogenblikken duren om het beeld
te verwerken nadat een foto is gemaakt.
A (Stand iAUTO)
Een volautomatische stand waarbij de camera automatisch de instellingen
optimaliseert voor de huidige scène. De camera doet al het werk, wat handig is
voor beginners.
1
Draai de functieknop naar A.
2
Druk de sluiter half in om scherp te stellen.
De camera kan niet scherpstellen als het autofocusteken rood knippert.
Probeer opnieuw scherp te stellen.
3
Om de foto te maken, drukt u de sluiter voorzichtig volledig in
zonder de camera te bewegen.
a (Stand Supermacro)
Beelden kunnen tot op een afstand van 1 cm van het onderwerp worden
gemaakt.
1
Draai de functieknop naar a.
2
Druk de sluiter half in om scherp te stellen.
De camera kan niet scherpstellen als het autofocusteken rood knippert.
Probeer opnieuw scherp te stellen.
• U kunt op de knop A drukken om de scherpstelafstand vast te
zetten (AF-vergrendeling). Druk nogmaals op de knop A om de AF-
vergrendeling te annuleren.
3
Om de foto te maken, drukt u de sluiter voorzichtig volledig in
zonder de camera te bewegen.
• In de stand a is het zoombereik beperkt.
22 NL
Auto/Handmatig
3 Zelfportret/e e-Portret/
Starlight/E HDR-verlichting/
] Snapshot
Submodus
Blz. 32
Blz. 30