4.3 Motorkoeling
Om voldoende koeling van de motor te garande-
ren moet de afstand (D) tussen het uiteinde van
N.B.
het ventilatordeksel en een wand of andere vaste
voorwerpen ten minste 50 mm zijn, onafhankelijk
van het motorvermogen. Zie afb. 1.
Afb. 1 Minimale afstand (D) tussen de motor en een wand of
andere vaste voorwerpen.
4.4 Opstelling buitenshuis
Als de motor buiten wordt opgesteld, dan dient de motor te wor-
den uitgerust met een geschikte beschermkap ter voorkoming
van condensatie op de elektronische componenten. Zie afb. 2.
Denk aan de richtlijn in paragraaf
N.B.
4.3 Motorkoeling bij het aanbrengen van een
beschermkap op de motor.
De beschermkap moet voldoende groot zijn om de motor niet
direct bloot te stellen aan direct zonlicht, regen of sneeuw. Grund-
fos levert geen beschermkappen. We adviseren daarom dat u
een beschermkap laat maken voor de specifieke toepassing. In
gebieden met hoge luchtvochtigheid adviseren we u om de inge-
bouwde stilstandverwarmingsfunctie in te schakelen.
Afb. 2 Voorbeelden van beschermkappen
(niet geleverd door Grundfos)
4.5 Aftapopeningen
Wanneer de motor staat opgesteld in een vochtige omgeving of in
een gebied met hoge luchtvochtigheid, dan dient de onderste
aftapopening open te zijn. De beschermingsklasse van de motor
zal dan lager zijn. Dit helpt om condensatie in de motor te voorko-
men omdat hierdoor de motor zichzelf ventileert en water en
vochtige lucht er uit kan gaan.
De motor heeft een aftapopening met plug aan de aandrijfzijde.
De flens kan 90 ° naar beide zijden of 180 ° gedraaid worden.
B3
B14
Afb. 3 Aftapopeningen
8
D
B5
5. Elektrische installatie
Voer de elektrische aansluiting uit in overeenstemming met de
lokale voorschriften.
Controleer of de voedingspanning en -frequentie overeenkomen
met de waarden die op het typeplaatje vermeld staan.
Waarschuwing
Voordat u iets aansluit in de klemmenkast dient u
er zeker van te zijn dat de voedingsspanning al
ten minste 5 minuten is uitgeschakeld. Zorg dat
de voedingsspanning niet per ongeluk kan wor-
den ingeschakeld.
De motor moet worden aangesloten op een
externe hoofdschakelaar voor alle polen volgens
de lokale regelgeving.
De motor dient in overeenstemming met de plaat-
selijke regelgeving geaard te worden en te wor-
den beschermd tegen indirect contact.
Als de voedingskabel beschadigd is, dan dient
deze door de fabrikant, haar servicepartner of
door ander gekwalificeerd personeel vervangen
te worden.
De gebruiker of de installateur is verantwoorde-
lijk voor het installeren van een correcte aarding
N.B.
en bescherming in overeenstemming met de
plaatselijke richtlijnen. Alle handelingen moeten
worden uitgevoerd door een bevoegd elektricien.
5.1 Bescherming tegen elektrische schok, indirect
contact
Waarschuwing
De motor dient in overeenstemming met de plaat-
selijke regelgeving geaard te worden en te wor-
den beschermd tegen indirect contact.
Aarddraden dienen altijd een geel/groene (PE) of
geel/groen/blauwe (PEN) kleur te hebben.
5.1.1 Overspanningsbeveiliging
De motor is beveiligd tegen netspanningspieken in overeenstem-
ming met EN 61800-3.
5.1.2 Motorbeveiliging
De motor heeft geen externe motorbeveiliging nodig. De motor
beschikt over thermische beveiliging tegen langzame overbelas-
ting en blokkering.